Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/238

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

 

ZEVENDE HOOFDSTUK.




OVER HET INSTINKT.


Het instinkt kan met de gewoonte vergeleken worden, maar beiden zijn van verschillenden oorsprong.—Onderscheidene graden van het instinkt.—Bladluizen en mieren.—Veranderlijke neigingen.—De oorsprong van het instinkt in tamme dieren.—Het instinkt van den koekoek, van den struisvogel en van de aardhommel.—Slavenmakende mieren.—De honigbij en hare cellen. Bedenkingen tegen de leer der natuurkeus ten opzigte van het instinkt.—Onzijdige of onvruchtbare insekten.—Overzigt.


Ik zou het instinkt, even goed als hier, in het vorige hoofdstuk hebben kunnen behandelen; maar het is mij beter voorgekomen dit onderwerp afzonderlijk te beschouwen: wijl een instinkt, zoo wonderlijk als dat van de honigbij in het maken harer cellen, aan onderscheidene lezers als een groot bezwaar tegen mijne geheele leer zal voorgekomen zijn. Vooraf echter moet ik zeggen dat ik niets te maken heb met den oorsprong der eerste zielsvermogens, evenmin als met dien van het leven zelf. Wij spreken slechts over de verschillen van het instinkt en van de overige zielsvermogens der dieren van de zelfde klasse.

Ik zal niet beproeven eene bepaling van het instinkt te maken. Het zou gemakkelijk vallen te bewijzen dat er door die uitdrukking vele en verschillende handelingen van de ziel zamen gevat worden: doch iedereen begrijpt wat er bedoeld wordt, als men zegt dat het instinkt den koekoek aandrijft om te vertrekken en om zijne eijeren te leggen in het nest van andere vogels. Eene handeling, waartoe wij zelven ondervinding zouden