Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/331

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
43
AFSLIJTING VAN GESTEENTEN.

zend jaren zou afzetten. Men beweert niet dat die schatting strikt naauwkeurig is, maar als wij nagaan hoe ver een fijn slijk door de stroomen der zee vervoerd kan worden, dan wordt het ons duidelijk hoe uiterst langzaam de ophooping van een bezinksel op vele plaatsen moet zijn geschied.

Doch de mate van afslijting, van ontblooting, die de gesteenten op vele plaatsen geleden hebben, onafhankelijk van de mate der ophooping van de afgesletene stoffen op andere plaatsen, geeft misschien een nog beter bewijs van het verloop des tijds. Ik herinner mij hoe ik vooral getroffen werd door de grootheid der afslijting, toen ik voor het eerst vulkanische eilanden zag, die afgeknaagd zijn door de golven en tot steile klippen van soms duizend ellen hoog zijn gemaakt: want de flaauwe helling der verharde lavastroomen, een gevolg van den vroeger vloeibaren toestand, bewees duidelijk hoe ver de harde, klippige beddingen zich eens in de zee hadden uitgestrekt. Het zelfde wordt ons misschien nog krachtiger bewezen door die plaatsen in de korst der aarde, waar de lagen verschoven zijn, waar opheffingen zijn geschied, zoodat de lagen aan de eene zijde zijn opgeschoven en aan de andere gezakt tot eene hoogte of eene diepte van duizende ellen: want sedert de korst dáár scheurde is de oppervlakte van het land zoo volkomen vlak gemaakt door de werking der zee, dat er uitwendig geen spoor van die groote verplaatsingen meer te zien is. Zoo vindt men lagen die van 200 tot 1000 ellen regtstandig zijn verplaatst. Prof. ramsay heeft eene zakking der lagen van bijna 800 el in Anglesea beschreven, en hij houdt het er voor dat er in Merionetshire eene is van 4000 el. En echter is er niets op de oppervlakte te zien, hetwelk op zulk eene ontzaggelijk groote verschuiving binnen in de aardkorst wijst, want boven de gezakte lagen liggen jongere afzetsels, en de opgehevene gesteenten zijn allen afgeknaagd en weggevoerd. De beschouwing van zulke feiten geeft een indruk in mijne ziel gelijk aan de vergeefsche poging om het denkbeeld der eeuwigheid te bevatten.