Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/335

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
47
PALAEONTOLOGISCHE VERZAMELINGEN.

eenige slijting of omzetting heeft ondergaan, schijnen slechts verklaarbaar te zijn uit het oogpunt dat de bodem der zee niet zelden eeuwen aaneen in onveranderden toestand kan blijven. De overblijfselen, die begraven worden in zand of in slijk, zullen, als de beddingen oprijzen, opgelost worden door het regenwater, hetwelk door die beddingen sijpelt. Ik vermoed dat er slechts weinigen van de vele dieren bewaard worden, die op de strook tusschen hoog en laag water leven. De vele soorten van Chthamalinae, eene onderfamilie van zittende rankpootigen, Cirripedia, bedekken de rotsen aan het strand over de geheele wereld in eene ontelbare menigte. Zij zijn allen volkomene oeverdieren, littoraaldieren, met uitzondering van eene enkele soort der Middellandsche zee, die de diepte bewoont en in fossilen staat in Sicilië is gevonden; terwijl geene andere soort tot hiertoe in eenige tertiaire vorming voorkomt: echter is het bekend dat het geslacht Chthlamalus gedurende de krijtperiode bestond. Een dergelijk geval vindt men in het weekdiergeslacht, Chiton.

Ten opzigte van de wezens die gedurende de secundaire en de palaeozoische perioden op het land leefden, is het noodeloos te betoogen dat wij slechts eenige brokken daarvan bezitten. Er is geene landschelp uit een van die groote tijdperken bekend dan slechts eene enkele, door Sir c. lyell en Dr. dawson ontdekt in de steenkoolvoerende lagen van Noord Amerika, en waarvan nu verscheidene voorwerpen verzameld zijn. Wat de overblijfselen van zoogdieren betreft, een enkele blik op de geschiedkundige lijst in het bijvoegsel tot lyell's Manual bewijst ons beter dan een lang betoog, hoe zeldzaam en toevallig zij bewaard gebleven zijn. En ook behoeven wij ons niet over die zeldzaamheid te verwonderen, als wij ons herinneren dat er slechts in holen of in voormalige zoetwaterbekkens beenderen van tertiaire zoogdieren ontdekt zijn, en dat er geen enkel hol of voormalig zoetwaterbekken bekend is als tot de secundaire of palaeozoische vormingen te behooren.