einden staan, kunnen zonder tegenspraak bewezen worden—door dat zij volkomen verwant zijn aan anderen en zoo vervolgens—tot de klasse der schaaldieren te behooren, en niet tot eene andere klasse van gelede dieren, Articulata.
De verspreiding over de aarde is dikwijls, ofschoon misschien niet zeer logisch, bij de rangschikking in acht genomen, vooral bij die van zeer groote groepen van naverwante vormen. Temminck beweerde de nuttigheid en zelfs de noodzakelijkheid van die handelwijze in het rangschikken van zekere groepen van vogels; door verscheidene insekten- en kruidkenners is zij gevolgd geworden.
Eindelijk, wat de betrekkelijke waarde van de verschillende groepen van soorten aangaat, orden, onderorden, familiën, onderfamiliën en geslachten, allen schijnen ten minste tot heden vrij willekeurig te zijn. Door verscheidene goede kruidkenners, onder anderen door bentham, is die willekeurigheid in het regte daglicht gesteld. Bij de planten en insekten heeft men voorbeelden dat eene groep van vormen eerst door de natuurkundigen als een geslacht werd beschouwd en vervolgens opgevoerd werd tot den rang van eene onderfamilie of familie: En waarom dat? Niet omdat nadere onderzoekingen belangrijke verschillen der ligchaamsinrigting, die voorheen over het hoofd gezien waren, aan het licht gebragt hadden, maar slechts omdat er naderhand vele verwante soorten met slechts geringe verschillen ontdekt geworden zijn.
Al die hier behandelde regelen en hulpmiddelen en moeijelijkheden in de rangschikking zijn te verklaren—ten minste indien ik mij niet zeer bedrieg—uit het oogpunt dat het natuurlijke stelsel gegrond is op de afkomst met wijzigingen; dat de kenmerken, die de natuurkundigen beschouwen als de ware verwantschap van twee of meer soorten te bewijzen, de zulken zijn welke geërfd werden van den gemeenen stamvader; en in zooverre is de ware rangschikking niets dan eene lijst van afstamming, een geslachtboom, een stamboom. En verder,