Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/480

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
192
OVER DE VERWANTSCHAPPEN DER BEWERKTUIGDE WEZENS.

misleid, plaatste zelfs linnaeus een insekt, tot de gelijkvleugeligen, Homopterae, behoorende, bij de vlinders. Wij zien iets dergelijks zelfs bij onze tamme dieren en planten, zooals in de verdikte stengels der gewone en der koolraap. De gelijkheid van den jagthond en van het renpaard is naauwelijks meer ingebeeld, dan de onderlinge overeenkomsten die door verschillende schrijvers tusschen zeer verschillende dieren zijn aangegeven. Naar mijn gevoelen, dat de kenmerken slechts in zooverre van wezenlijk belang voor de rangschikking zijn als zij de afkomst te kennen geven, is het duidelijk waarom overeenkomstige, analoge kenmerken, ofschoon zeer belangrijk voor het welzijn van het schepsel, toch bijna altijd zonder waarde zijn voor de rangschikking. Want dieren tot de meest verschillende lijnen van afstamming behoorende, kunnen gemakkelijk geschikt geworden zijn voor gelijke levensvoorwaarden, en zullen derhalve eene groote uitwendige overeenkomst aan den dag leggen; maar zulk eene analogie geeft hunne bloedverwantschap niet te kennen; neen, zij bewijst in vele gevallen dat zij van onderscheidene stammen zijn. Wij kunnen alzoo de schijnbare ongerijmdheid begrijpen, namelijk dat dezelfde kenmerken slechts analoog zijn, indien zekere klasse of orde met eene andere wordt vergeleken, maar dat zij eene wezenlijke verwantschap aanduiden, als de leden van de zelfde klasse of orde met elkander vergeleken worden. Zoo zijn de op vinnen gelijkende voorste ledematen en de ligchaamsgedaante slechts onderlinge overeenkomstigheden; zij zijn niets meer dan analoog, als de walvisschen met de visschen worden vergeleken: in beide klassen zijn zij kenmerken die bewijzen dat zij voor het zwemmen zijn geschikt. Doch de ligchaamsgedaante en de op vinnen gelijkende voorste ledematen dienen ons als kenmerken die de wezenlijke verwantschap van de verschillende leden der walvischfamilie tot elkander bewijzen. Want die waterzoogdieren komen in zooveel opzigten en kenmerken, groot en klein, overeen, dat wij niet mogen twijfelen of zij hebben hunne al-