Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/69

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

 

TWEEDE HOOFDSTUK.




OVER DE WIJZIGINGEN EN VERANDERINGEN DIE IN DEN NATUURSTAAT ONTSTAAN.


De veranderlijkheid.—Individuele verschillen.—Twijfelachtige soorten.—Ver verspreide en groote soorten veranderen het meest.—De soorten van de grootere geslachten in zeker gewest veranderen meer dan de soorten van kleinere geslachten.—Vele soorten van de groote geslachten gelijken op rassen, wijl zij zeer naauw, maar ongelijk aan elkander verbonden zijn, en een zeer beperkt gebied bezitten.


Eer wij er toe overgaan om de in het vorige hoofdstuk ontwikkelde leer toe te passen op de bewerktuigde wezens in den natuurstaat, moeten wij zien of zij in dien staat wel veranderlijk zijn. Wilden wij dit uitvoerig aantoonen, zoo zouden wij daartoe niets anders behoeven te doen dan eene lange lijst van dorre feiten op te sommen. Ook zullen wij hier de verschillende bepalingen, die men van het woord soort gemaakt heeft, niet bespreken. Geen van al die bepalingen heeft alle natuurkundigen te vreden kunnen stellen: echter heeft ieder natuurkundige een zeer onbepaald denkbeeld van wat de soort is. In het algemeen ligt er in dat woord soort het onbekende element eener bepaalde handeling in de schepping opgesloten. Ook het woord ras is even moeijelijk te bepalen; evenwel verstaat men daardoor vrij algemeen gemeenschappelijkheid van afkomst, hoewel zulks zelden kan worden bewezen. Dan hebben wij ook nog het woord monster. Ik