Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/84

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

 

DERDE HOOFDSTUK.




OVER DEN STRIJD VOOR HET BESTAAN.


De aanleiding tot de natuurkeus.—Dit woord wordt in uitgestrekten zin gebezigd.—Wiskunstige toename in getal.—Snelle vermeerdering van wezens buiten den natuurstaat.—De middelen om de vermeerdering te beperken.—Algemeene mededinging.—Uitwerkselen van het klimaat.—Veiligheid door het getal der individuen.—Zamengestelde betrekkingen tusschen alle dieren en planten.—De strijd des levens is het hevigst tusschen individuen en rassen van de zelfde soort, dikwijls ook hevig tusschen soorten van het zelfde geslacht.—De betrekking van het eene wezen tot het andere is van het grootste belang in de natuur.


Voordat wij tot de behandeling van ons tegenwoordig onderwerp overgaan, moeten wij eenige opmerkingen maken, ten einde aan te toonen hoe het komt dat de strijd voor het bestaan leidt tot natuurkeus. In het vorige hoofdstuk hebben wij gezien dat er eenig individueel verschil is onder de bewerktuigde wezens in den natuurstaat: ik geloof niet dat men daaraan ooit heeft getwijfeld. Het is voor ons onmogelijk te beslissen of eene menigte twijfelachtige vormen soorten of ondersoorten of rassen geheeten moeten worden. Doch het bloote bestaan van een individueel verschil, hoe noodzakelijk ook voor de leer der onderscheidingen, helpt ons zeer weinig om te begrijpen hoe de soorten in de natuur ontstaan. Hoe is het eene gedeelte der bewerktuiging zoo wonderbaar geschikt geworden voor het andere, het eene wezen zoo hoogst geschikt voor het andere? Wij zien het toppunt van die wederkeerige