26
Tegenover de naïf-revolutionaire, eenvoudige verwerping van alle vroegere geschiedenis trekt het moderne materialisme het ontwikkelingsproces der menschheid binnen de geschiedenis, wier taak het is de wetten van beweging te ontdekken. Tegenover de voorstelling die zoowel bij de Franschen der XVIIIe eeuw als nog bij Hegel bestond van de natuur als een geheel dat zich voortbewoog in kringen en zich steeds gelijk bleef met eeuwige wereldlichamen gelijk Newton en onveranderlijke soorten van organische wezens, gelijk Linnaeus geleerd had, vat het de nieuwere vorderingen der natuurwetenschap samen, volgens welke de natuur eveneens haar geschiedenis heeft in den tijd, de wereldlichamen zoowel als de soorten der organismen, waardoor zij onder gunstige omstandigheden bewoond worden, ontstaan en vergaan en de kringloopen oneindig grooter afmetingen aannemen, voor zooverre zij in 't algemeen aannemelijk blijven. In beide gevallen is het werkelijk dialektisch en behoeft het geen wijsbegeerte die boven de andere wetenschappen staat. Zoodra de eisch gesteld wordt aan elke wetenschap in 't bizonder om haar plaats in den samenhang der dingen en van de kennis der dingen duidelijk te maken, is elke afzonderlijke wetenschap van den gezamentlijken samenhang overbodig. Wat dus nog zelfstandig blijft bestaan van de geheele wijsbegeerte, dat is de leer van het denken en zijn wetten—de formeele logika en dialektiek. Al het andere gaat op in de positieve wetenschap van natuur en geschiedenis.
Terwijl de veranderde beschouwing van de natuur slechts kon plaats hebben naarmate het onderzoek het daarmede overeenkomende positieve materiaal leverde hadden reeds veel vroeger gebeurtenissen plaats gehad, die een beslissende wending in de geschiedbeschouwing