Pagina:DeOntwikkelingVanHetSocialisme (Engels 1886).djvu/70

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

66

dien tijd weder in gemeenschappelijk bezit en diende als weide aan de gemeenschap. En zoodra beide andere velden waren geoogst, kwamen dezen tot den zaaitijd ook wederom in gemeenschappelijk bezit en werden gebruikt als gemeenteweide. Evenzoo de weiden na 't maaien van het etgroen.

Op alle velden waar geweid werd, moest de bezitter de heiningen wegdoen. Deze dwang tot omtuining had natuurlijk tot voorwaarde, dat de tijd van zaaien en oogsten niet werd overgelaten aan den privaatpersoon, maar vastgesteld werd gemeenschappelijk voor allen hetzij door het genootschap hetzij volgens overlevering.

Al het andere land, nl. al wat niet was huis en hof of verdeelde dorpsgrond bleef evenals in den ouden tijd gemeenschappelijk eigendom in gemeenschappelijk gebruik: bosch, weiland, heide, moeras, rivier, vijver, meeren, weg en pad, jacht en visscherij. Daar het aandeel van elk genoot op de verdeelde veldmark oorspronkelijk even groot was geweest, zoo ging het ook met het aandeel op het gebruik der "gemeenschappelijke mark". De soort van dit gebruik werd bepaald door de gemeenschap der genooten, eveneens de soort van verdeeling, wanneer de tot hiertoe bebouwde grond niet meer toereikend was en een stuk van de gemeenschappelijke mark in bouw werd gebracht. Het voornaamste gebruik in de gemeenschappelijke mark was weide voor het vee en eikeloogst, daarnaast leverde het bosch hout om te bouwen en te branden, stroo, beziën en paddestoelen, veen en zoo het er was turf. De bepalingen over weide, houtgebruik, enz. vormen den hoofdinhoud der uit verschillende eeuwen bewaarde verordeningen, opgeschreven in een tijd toen het oude ongeschreven, overgeleverde recht een voorwerp van strijd begon uit te maken. De nog voorhanden