75
't voorbeeld der grootere landheeren en voornamelijk der kloosters, althans een deel van dit bezit voor eigen rekening te bebouwen. Wat tot hiertoe slechts uitzondering was, werd nu behoefte. Maar aan deze nieuwe wijze van doen stond hinderlijk in den weg, dat de grond bijna overal was gegeven aan pachtboeren. Terwijl de vrije of hoorige pachtboeren werden veranderd in geheele lijfeigenen, kreeg de genadige heer de handen vrij. Een deel der boeren werd òf weggejaagd òf verlaagd tot keuterboeren met een hut en een stukje teelland, hun hoeve gemaakt tot een groote heerenhoeve en bebouwd door de nieuwe keuterboeren en nog overgebleven boeren in heerendienst. Niet alleen werd alzoo een menigte boeren eenvoudig verjaagd, maar de heerendiensten der overigen verzwaard en wel steeds vermeerderd. De kapitalistische periode kondigde zich op het land aan als periode van het landbouwbedrijf in 't groot op den grondslag van de heerendiensten der lijfeigenen.
Deze verandering had in den beginne tamelijk langzaam plaats. Toen brak de 30-jarige oorlog uit. Gedurende een geheel menschenleven werd Duitschland te vuur en te zwaar doorkruist door de meest tuchtelooze soldaten, die de geschiedenis kent. Overal werd brandschatting gevraagd, geplunderd, gebrand, verkracht, gemoord. Het meeste leed de boer daar waar de kleinere vrijscharen of liever vrijbuiters van de groote wegen af op hun eigen houtje en voor eigen rekening handelden. De verwoesting en ontvolking waren grenzenloos. Toen er vrede kwam, lag Duitschland hulpeloos, verscheurd, vertreden, bloedend op den grond; het ellendigste was weer de boer eraan toe.
De grondbezittende adel werd nu de eenige heer op het land. De vorsten, die zijn politieke rechten