Naar inhoud springen

Pagina:DeOntwikkelingVanHetSocialisme (Engels 1905).djvu/16

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
— 14 —

schiktheid niet bezaten, scheen Saint Simon bewezen door de ervaringen tijdens het Schrikbewind. Wie echter moest leiden en heerschen? Volgens Saint Simon de wetenschap en de industrie, beide saamgehouden door een nieuwen godsdienstigen band, bestemd om de sinds de Hervorming verbroken eenheid der godsdienstige opvattingen weer te herstellen, een noodzakelijkerwijs mystisch en streng hierarchisch "nieuw Christendom". Maar de wetenschap, dat waren de schoolgeleerden; en de industrie dat waren in de eerste plaats de actieve bourgeois, fabrikanten, kooplieden, bankiers. Deze bourgeois moesten zich wel in een soort openbare ambtenaren, maatschappelijke vertrouwenslieden omvormen, maar toch tegenover de arbeiders een gebiedende en ook economisch bevoorrechte plaats behouden. Vooral zouden de bankiers door regeling ven het crediet geroepen zijn om de geheele maatschappelijke productie te regelen. Deze opvatting beantwoordde geheel aan een tijd dat in Frankrijk de grootindustrie en met haar de tegenstelling tusschen bourgeoisie en proletariaat nog pas in wording was. Maar waar Saint Simon vooral den nadruk op legt is het volgende: het is hem overal en altijd het eerst te doen om het lot "der talrijkste en armste klasse."

Saint Simon verkondigt reeds in zijn Geneefsche brieven de stelling "dat alle menschen arbeiden moeten" In hetzelfde geschrift weet hij reeds dat de heerschappij van het Schrikbewind de heerschappij der bezitlooze massa was.

"Ziet", roept hij hun toe, "wat in Frankrijk voorviel in den tijd dat uw kameraden daar geheerscht hebben, zij hebben den hongersnood gekweekt." De fransche omwenteling echter als een klassenstrijd, en niet louter tusschen adel en burgerklasse, maar tusschen adel, burgerklasse en bezitloozen op te vatten, was in 1802 een hoogst geniale ontdekking. In 1816 verklaart hij de politiek voor de wetenschap van de productie en voorspelt het volkomen opgaan van de politiek in de economie. Zoo zich al het inzicht dat de economische toestand de grondslag der staatkundige instellingen is, nog pas in kiem vertoont, is toch het herleiden van de politieke regeering over menschen in een bestuur over dingen en een leiding van productieprocessen, dus de onlangs met zooveel ophef verkondigde "afschaffing van den Staat", hier reeds