duidelijk uitgesproken. Met gelijke superioriteit boven zijn tijdgenooten verklaart hij in 1814, onmiddellijk na het binnentrekken der verbondenen in Parijs, en nog in 1815, gedurende den honderddaagschen oorlog, het verbond van Frankrijk met Engeland, en vervolgens van beide landen met Duitschland, tot den eenigen waarborg voor de geleidelijke ontwikkeling en den vrede van Europa. Verbond van de Franschen van 1815 prediken met de overwinnaars ven Waterloo, daartoe behoorde inderdaad evenveel moed als een verre historische blik.
Als wij bij Saint Simon een geniale ruimte van blik ontdekken krachtens welke haast alle niet streng economische gedachten der latere socialisten bij hem in kiem aanwezig zijn, zoo vinden wij bij Fourier een echt fransch-geestige, maar daarom niet minder diepgaande kritiek der bestaande maatschappelijke toestanden. Fourier houdt de bourgeoisie, haar geestdriftige profeten van vóór, en haar belanghebbende vleiers van nà de Omwenteling, aan hun woord. Hij legt de stoffelijke en zedelijke ellende der burgerlijke wereld onbarmhartig bloot; daarnaast houdt hij zoowel de verleidelijke beloften der vroegere encyclopedisten, van eene maatschappij waarin slechts de rede heerschen zou, van de alleen zaligmakende beschaving van het onbegrensd menschelijk vervolmakingsvermogen, zoowel als de mooie praatjes der bourgeoisideologen uit denzelfden tijd; hij toont aan hoe de meest hooggestemde frase overal aan de erbarmelijkste werkelijkheid beantwoordt, en overstelpt dit reddeloos fiasco der frase met bijtenden spot. Fourier is niet slechts criticus, zijn eeuwig opgeruimde aard maakt hem tot satiricus en wel tot een der grootste satirici van alle tijden. De met den ondergang der Omwenteling opbloeiende zwendel-speculatie, zoowel als de algemeene kruideniersachtigheid van den toenmaligen franschen handel, schildert hij even meesterlijk als vermakelijk. Nog meesterlijker is zijn kritiek op den burgerlijken vorm der geslachtsverhoudingen en op het standpunt der vrouw in de burgerlijke maatschappij. Hij is de eerste die uitspreekt dat in een gegeven maatschappij de graad der vrouwelijke emancipatie de natuurlijke maatstaf is der algemeene emancipatie. Het grootst echter toont zich Fourier in zijn opvatting van de geschiedenis der maatschappij. Hij verdeelt haar ge-