Pagina:DeVeluwe eene wandeling (Heldring & Graadt Jonckers 1845).djvu/106

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

( 98 )

netheid en orde te zien, die de Veluwe, ofschoon een heiland, echter kenmerkt als een echt gedeelte van het vaderland der zindelijkheid, van de Nederlanden. Zoo vaak ik honig at, stond de vriendelijke gastvrouw, de dochter des huizes, want de moeder was gestorven, gereed om mij een fijn servet toe te reiken, opdat ik mij op de eene of andere wijze niet besmetten mogt. Aardig ís ook de gewoonte onder de landlieden, dat de huismoeder, of die hare plaats inneemt, een iegelijk mededeelt wat zij meent hem te moeten geven, vooral, (ik heb dit ook in Betuwe dikwijls gezien) gaat het regiment der huisvrouw over het vleesch en de gesmolten boter. Maar bij zulk een regiment, heb ik ook dikwijls gezegd, zoude mijne maag te grond gaan; want ofschoon de geëerde gast, de huisvader, de oudste zoon, de ziekelijke, altijd het beste krijgen, zoo kan men toch zeker zijn dat de minste van allen, zijnde de ploegdrijver onder de knechts, nog zulk eene gezegende portie krijgt, dat een halfdozijn stedelingen er volkomen genoeg aan zouden hebben.

Ik mag dat zoo gaarne zien, dat aanzitten aan éénen disch van den rijken boer af tot den minsten zijner knechts toe.

Als de heer en de dienstboden te zamen eten, dan ver- broedert dit meer en doet het onderscheid dat er overi- gens heerschen mogt, nog meer verminderen. Er zijn, zoo oogenblikken in het menschelijk leven waarin men geheel onwillekeurig belijdt, dat men toch van ééne stof afkomstig is, en de maatschappelijke vormen slechts muren en wallen zijn opgerigt door menschenhanden, die weinig of niets be- teekenen moesten, maar helaas! om en voor welke de meesten nog enkel schijnen te leven.

In het beschaafde Europa lacht men om den Pari der Hindostanners, en staat te gelijk verwonderd hoe, in den tegenwoordigen tijd, een heer met zijne dienstboden en arbeiders