Pagina:DeVeluwe eene wandeling (Heldring & Graadt Jonckers 1845).djvu/107

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

( 99 )

te zamen eten kan. Wij rekenen ons wel niet verontreinigd door dezelve, maar hoe vele onzer schoonen zouden haren neus optrekken als zij eens aan den disch zaten met hare schoonmaakster en kamenier.

Doch genoeg! Meer dan de gastvrijheid behaagde mij de echt wetenschappelijke vorming van onzen braven bij- man en zijne kinderen. Dat ik er de boekzaal vond, deze grondzuil van het Nederlandsche protestantisme, zal wel niemand verwonderen, want dit boekske is van alle tijd- schriften wel het meest in den geringen stand afgedaald ; en het ware zekerlijk wel het beste vehiculum (voertuig) om tot het volk de gedachten te brengen, die onder het- zelve waarheid en levenswijsheid konde verspreiden. Dat het er aan voldoet is onloochenbaar, of het niet beter zoude kunnen, staat te vragen.

Meer nog verheugde het mij den bijbel der jeugd van van der palm, de meeste werken van het Nut van ’t Alge- meen, eenige uitmuntende boeken van kist, van heiningen; eenige oude geschiedkundige werken — geen’ roman, en een stel Geldersche volks-almanakken, alsmede eenen volks-bode te vinden.

Want ook de geruchten der jeneverwering waren tot in de eenzame Valk afgedaald.

En een der zonen zeide op eenen half weemoedigen toon : "Ach! mijnheer, de verblinding was ook te groot geworden. Als een mensch zich dood dronk, zoude men immers een slokje genomen hebben voor den schrik ?”

Meer maakte het mijne verwondering gaande, toen ik zag welk gebruik deze mannen van hunne boeken gemaakt hadden. Zij waren te huis in de vaderlandsche geschiede nis, zij kenden hun eigen volk. Zij waren te huis in hun- nen van der palm, en wisten den bijbel goed te lezen. Zij waren menschen, die de natuur met geene onverschillige