Pagina:DeVeluwe eene wandeling (Heldring & Graadt Jonckers 1845).djvu/53

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
 

5.

 

Het zoogenoemde Moffet bij Bennekom, thans de Mofhegge genaamd.

 

 

Nadat wij den Wageningschen berg, het Kortenburgsche bosch, en den Keijenberg bezocht hadden, zeiden wij nu de bloeijende dorpen in de Betuwe, en vader Rijn, die hier zoo statig langs kronkelt, voor eenige dagen vaarwel, en gingen den heidegrond doorkruisen, het oog op den toren van Bennekom, die zich op eenigen afstand verheft, geves- tigd. Doch onze blikken werden in het voorwaarts gaan gedurig afgewend door de schilderachtige verscheidenheid, welke de natuur en de vlijt der menschen hier zoo veel- vuldig aanbieden. Ter linkerzijde dwaalden wij met onze oogen en gedachten over de ruischende en rijpende graan- halmen, tot dat wij op hoogere dennen stuitten, of bezij- den het kreupelhout nog de lichtgroene tinten der flikke- rende zon zagen zweven, afgebroken door de schaduw van hooger geboomte, of door de breking des lichts, bij eene voorbijtrekkende wolk. Nu en dan bood het heuvelachtige van den grond ons, langs afhellende boschjes of bloeijende en rijpe korenvelden, nog meer van verre een bekoorlijk verschiet, of wij zagen op de lagere landen, door de welige elzen en hoogopgaande wilgen, den bodem, in plaats van