Pagina:DeVeluwe eene wandeling (Heldring & Graadt Jonckers 1845).djvu/52

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

( 44 )

op den berg Laaren bij den Heijmerenberg, (1) waar hij haar bij een beekje, Emmen genaamd, dat uit dien berg vloeide, achterhaalde en gevangen nam, als een monster , het- welk niet alleen hare zonen onterfde, maar ook vermoord- de. De boosaardige vrouw besloot, zich nog eenmaal door eenen eed te redden. Hare dienstbaren zouden dien eed zweren op de overblijfsels der heiligen, uit de naburige kerk van Rhenen. Doch mijnwerk kende dit bedrog ge- noeg; want het was destijds geene ongewone zaak op een ledig kistje te zweren, wanneer men zijnen eed niet hou- den wilde. Hij zelf had de reliquiën zijner kerk bij zich, en toen adela’s dienstboden daarop den eed der reiniging zwoeren, werden zij, volgens de kronijk, met blindheid en verlamming geslagen. Nu verviel deze vrouw in diepe verachting. Zij moest zich, (waarschijnlijk was haar man reeds gestorven,) naar Keulen begeven, waar zij zeer ar- moedig haar leven rekte van de giften, haar door het klooster Duis geschonken. Zij is eindelijk arm gestorven, en in de kerk van den H. petrus begraven; maar ook na den dood scheen de aarde haar misdadig gebeente niet in haren vreedzamen schoot te willen bewaren; want kort daarop ontstond er een hevig onweder en daardoor eene buitengewone overstrooming, waardoor haar lijk uit het graf geligt en in den Rijn gevoerd werd, zoodat het nooit is wedergevonden.


(1) Waarschijnlijk de Grebsche berg; want nog tegenwoordig zijn aldaar beide deze namen in gebruik. Ook heeft aldaar een kasteel gestaan, dat den naam van de Horst droeg, en zeer be- roemd is in de Geldersche geschiedenis, terwijl er de Hertogen van Gelderland de Tarthorst, onder Wageningen, tegenover

bouwden.