Pagina:DeVeluwe eene wandeling (Heldring & Graadt Jonckers 1845).djvu/74

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

( 66 )

geslacht van trenmor. Zie, gelijk daar ginds die grafheu- vel oprijst, liet fingal een gedenkteeken van steen en zoden voor zijnen rijno oprigten.

Wij vergeleken de twee, tegen elkander geplaatste mastbos- schen met den aantogt van twee aanrukkende legers. De wolken, die boven ons in onderscheidene gedaanten voorbij- togen, schenen de stilte dezer oorden af te breken, hoewel zij nog niet van onweêr zwanger gingen, maar hun langzaam zamendrijven en weder verspreiden werd ons als eene ont- zagverwekkende vergadering der strijders uit vroegere eeuwen. Wanneer die schitterende wolken, in den avondstond nog als dampen van de lagere gronden opgetrokken, over de vale heideheuvelen voortzweven, of, in den vroegen morgen , door een’ koelen wind hooger opstijgen, moet het dan den eenzamer wandelaar niet voorkomen, als zag hij hoe de geesten der voorvaderen van heuvel tot heuvel voortstapten. En wanneer de maan hier door de duistere wolk heen- breekt, zal dan wel ergens een wandelaar haar zoo vriendelijk begroeten, als die, op dezen donkeren heide- grond, bij het vallen van den nacht een verblijf opzoekt.

Het ruischen der stroomen kan hier niet gehoord worden, maar men behoeft niet ver te gaan, om den loop of klette- renden val der beken te aanschouwen, of, van eene hoogte, de vlakte te overzien, die eene wassende riviet somtijds in- neemt. Staart men van zulk eene hoogte op den tegenover- staanden heuvel, dan is het als of fingal, in de kracht zij- ner jeugd vernieuwd, oprijst, nadat hij den jongsten zijner zonen in jeugdigen bloei heeft zien vallen. Of men meent van: eene andere zijde kathmar te zien afdalen, wiens man- nelijke kracht het buigend leger doet stilstaan.

Heeft zoo de Heer vinkeles, tot zijne winter-uitspanning, zich met de temora kunnen verlustigen, de lezing hiervan, en van andere gedichten van ossiaan, zal den wandelaar