( 74 )
dagen herkomstig, toen nog geen Romein dezen bodem be- trad. Immers de ruwheid van het maaksel is zoo groot als ik dezelve immer elders gevonden heb. Zij is niet groot, pikzwart, en van binnen met eene menigte keisteentjes doormengd. Deze keisteenjes schijnen bij de urnenspeciën in de Nederlanden bijzonderlijk behoord te hebben. Mis- schien wel om eene thans vergetene bijgeloovige reden, mis- schien ook om, in de hitte des vuurs gesmolten zijnde, ee- nige meerdere vastheid te geven, zoo als ik ook enkele zulke scherven gevonden heb, die in het gebruik de dienst van een’ vuursteen konden vervangen.
Den volgenden zomer hopen wij meerdere inlichting in deze, nog verborgene oudheden te ontvangen; immers toch zal de heer van wassenaar alsdan eene nadere opdelving , in tegenwoordigheid van mijnen vriend janssen, conservator aan het Leijdsche museum van oudheid, doen. Deze zal ook wel nader het licht zien, en misschien eenige bij- drage aangaaride de geschiedenis dezer landstreek verschaffen.
Nog kan ik echter niet voorbij met een enkel woord te melden, dat ook het onderzoek hier naar den toestand des bijgeloofs denzelfden uitslag opleverde als elders. Im- mers toch het is nog niet lang geleden, dat men eene zwangere vrouw voor betooverd hield; dat men paarden en beesten bespreekt is zelfs nog niet ongewoon, en geen wonder, want het geslacht dat thans Bennekom en zelfs Ede bewoont, is nog zoo bijgelovig, dat eene huismoeder, op mijne vraag naar eenige bijgeloovige volksbegrippen, mij met eene groote verwondering vroeg: "gelooft mijnheer dan aan gee- ne tooverij?” en toen ik zeide: "neen!” tot antwoord gaf: "dat zal mij niemand uit het hoofd praten !”
In plaats van eenig charter van Hoekelum heb ik het niet onbelangrijk gevonden, alhier een authentiek stuk mede te deelen, zit het archief van Katwijk, thans op het huis