102 BLAUWBOEKJES
aanhalingen doet uit de werken van groote mannen Gods als Augustinus, Luther, Calvijn en onderscheiden gereformeerde vaderlandsche godge- leerden dit dan wil hebben toegepast op de beweging op godsdienstig en kerkelijk gebied ontwaakt onder den adem des Geestes van God. '°)
Echter het is goed dat ds Laurman zich niet schuil houdt, maar zijn Dweeper heeft uitgegeven onder eigen naam in een blauw omslagje, dat echter niemand het recht zou geven het te rangschikken onder de blauw- boekjes van zijn tijd.
Evenmin telle men daaronder de Bijdragen voor de zuivere Bijbelleer of het oude kleed zonder nieuwe lappen, door J. VAN DER LINDEN, V.S., predikant te Kantens. Deze bijdragen zijn verschenen in zes afleveringen.
Aan het slot daarvan zegt hij: lk zou hier gevoegelijk kunnen afbreken, z00 mij nog niet een woord op het hart lag, inzonderheid voor u, be- woners van het Hunzingo-kwartier! in wier midden ik de beste jaren van mijn leven sleet en onder wier oog thans verschijnselen plaats hebben, welke u zoo licht van het ware spoor kunnen afleiden.” Hij maakt dan weeklagend geroep van de dwaasheden, welke onder uw oog gebeuren en die men niettemin voor het werk Gods in den mensch doet doorgaan.” Hij vreest, ,dat deze dwaasheden hun een struikelblok worden zullen, wel niet, om die goed te keuren, aan te nemen of te volgen, maar om met die dwaasheden, al wat godsdienst en bijbelleer heet, over boord te werpen, al ware het ook slechts, om niet gelijk gesteld te worden met menschen, die eerst razend en dol moeten zijn, om naderhand wijs en bekeerd te worden. Dat gevaar zie ik voor velen te gemoet”. Hij is blij dat zij ,menig schadelijk vooroordeel hebben afgelegd en dat er, in z00- verre, meer licht en beschaving dan elders tot hen is doorgedrongen.” Echter een ruim veertig jarige bekendheid met hun streken heeft hem ook geleerd, dat de kennis der leer van de godsdienst, zooals die op den Bijbel behoort gegrond te wezen, meer oppervlakkig dan wel gevestigd is.” Hij zou niet graag zien dat zij of hunne kinderen de speelballen zouden worden van diezelfde razernijen, welke ze nu veroordeelen! Hij ziet ze echter, ,als ze bij de lezing des Bijbels, vooral van de boeken des N.V. eene verstandige keuze doen of daar in anders de aanwijzing en leiding van hunne leeraren volgen, eerlang evenzeer beveiligd voor kwezelarij en bijgeloof, als voor lichtzinnigheid en ongeloof.”
In de tweede aflevering vangt hij aldus aan: ,Wie had ooit kunnen denken, dat de negentiende eeuw lust zou hebben, om de lang verjaarde kerkgeschillen der zeventiende, over welke het beter ware eenen dichten sluier te werpen en ze der vergetelheid over te geven, wederom op te krabben ? Die lust bekroop den heer H. de Cock, die zich hoogmoedig verbeeldt nog eens de klinkende toongever in de Nederlandsche Hervormde Kerk te zullen worden.” Dan volgt een wilde scheldpartij aan het adres
�