Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/152

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

120 BLAUWBOEKJES


dergelijke leeraars de schuld dragen, dat vele leden der kerk ,van zich- zelven worden afgetrokken, en zich in hunne aardschgezindheid en zorge- loosheid regtvaardigen, door te zeggen, dat zij zulke vrome betweters niet verkiezen te worden”, en hij meent dat het ,wee dengenen, door wien de ergernissen komen” van toepassing is op die lieden die bezwaren hebben tegen de prediking van hun leeraars en ,om die reden de godsdienstige bijeenkomsten nalaten, afzonderlijk bijeenkomen, of zulke predikanten na- loopen, die, naar hun oordeel de oude waarheid getrouw blijven ver- kondigen.” Hij waagt het terneer te schrijven, dat het vooral van een ds Moorrees en anderen, ,onedel, liefdeloos en onchristelijk is, wanneer deze predikanten, zonder bewijzen aan te voeren, tegen hunne mede- broeders achterdocht verwekken, en twist zaaijen, schoon zij al zeggen, dat een dienaar van Christus niet twisten mag.” In een leerrede van den heer Morrees*)”, zoo schrijft hij, ,beschuldigt deze, in eene breedvoerige voorrede, de Nederlandsche Hervormde kerk van vrijdenkerij, en beschouwt hij zichzelven met nog enkelen, als de eenige pijlaren der waarheid.” Hij zal ,den heer M. voor een lasteraar houden zoolang hij geen bewijzen geeft.”

Moorrees heeft zich in zijn Afgeperste zelfverdediging ,wegens deze aanklagt geregtvaardigd”, maar naar het oordeel van den schuilgaanden, Beantwoorder, zijne zaak verergerd. Het wordt ds Moorrees dan kwalijk genomen, dat hij, hoewel hij beweert niet tegen de godgeleerden van dion tijd opgewassen te zijn, over de godgeleerden van dien tijd niet 2 denkt, ,dat hij tegen hen breed zoude opzien”. Hij geeft toe dat de leeraars ter verdediging van welke hij zich in het donker heeft opgesteld ,eene andere manier van zeggen hebben, en eene andere voordragt hebben aangenomen, dan in vorige tijden, ja zelfs, in de voorstelling van deze en gene waarheden, van de voorstelling in de Nederlandsche geloofs- belijdenis uitgedrukt, meer of min afwijken”; als zij het Evangelie maar tot den grondslag leggen! Ds Moorrees en anderen, moesten ,de schriften en predikatién der meeste vaderlandsche predikanten eens onderzoeken en daaruit hunne bewijzen aanvoeren, zooals uit die van Heringa, Van der Palm, Clarisse, Van Hengel, Kist, Dermout, Broes en andere achtens- waardige mannen. Hoeveel stof heeft men hier tot onderzoek, en waar zijn hunne beschuldigers? Zonderling dat de heer M. of S.%) daaruit geene bewijzen aanvoeren!”

Hier wordt de jonge predikant ds H. P. Scholte bedoeld! Hij was onder degenen, die ,eene sobere mate van godsdienstige kennis bezaten, zoo dat 2ij de eerste beginselen der woorden Gods niet wisten, en als de kinderen met melk noodig hadden gevoed te worden, en die nog- thans zoo hoogmoedig en onbescheiden waren, dat zij zelfs hunnen leeraar grovelijk durfden beleedigen.” Hij vertelt dan wat hij nog verder bij deze lieden zag en oordeelt dat behalve enkele voorbeelden van deze uit- �