VAN DIETSCHEN BLOEDE 135
heeft, dat de lakenindustrie in het laatste van de veertiende eeuw bijdroeg tot de krachtige ontwikkeling van de stad Zaltbommel in dien tijd. Be- denkt men, dat in het laatst van de middeleeuwen adellijke geslachten, althans in de zuidelijke landen, het niet beneden zich achtten deel te nemen aan den handel en de industrie;*) dat deze industrie te Zalt- bommel tot zulk eene uitbreiding kwam, dat de_,wantsnijders” van Zalt- bommel in de marktorde van Kampen in 1375 gesteld werden op de zesde plaats, onmiddellik na die van Zutphen; dat het laken van deze stad in dezen zelfden tijd vermeld wordt in een accijnsboek van Dusseldorf naast dat van Amsterdam en Leiden en het Engelsche laken; dan is de sprong van lakenhandel en lakenindustrie in de stad Zaltbommel op die in Embden niet te groot. Immers te Osnabriick werd in het begin der 15e eeuw van de lakens van Bommel eenzelfde accijns geheven als van die uit Roermond, Wezel, Soest, Lippe, Miinster, Hessen en andere steden. Dan verder: behoorde Kampen tot de Hanzesteden, niet minder Embden. En de steden van dat verbond waren dé handelssteden bij uit- nemendheid. Nog eens vraag ik: hoe kwam ds J. Kok aan de combinatie van de gebroeders De Cock, lakenindustrie en Embden? Hier schijnt een vage overlevering terug te wijzen op feiten der historie. Voeg hier nog bij, dat het leven en bestaan vooral van den lageren adel, voor zoo- verre leden daarvan zich aansloten bij die van de nieuwe religie waren, zeer bedreigd werd en in het gedrang kwam niet het minst in het Zuiden des lands, dan is het heel niet vreemd dat de gebroeders De Cock een toevluchtsoord en levensonderhoud zochten in de herberg voor de ver~ drukten om der religie wille, in de den gereformeerden dier dagen zoo bekende en geliefde stad Embden. Daar zou voor deze mannen gelegen- heid zijn werkkrachten te vinden, connecties aan te knoopen ; immers velen van de vluchtelingen uit het gebied der vermaarde lakenindustrie van Vlaanderen, vonden eindelijk een schuilplaats over Engeland in het kustgebied van Noord-Duitschland, Daar konden zij connecties aanknoo- pen met mannen van de Engelsche lakenindustrie en lakenhandel. °) Ook is het merkwaardig, dat de persoonsnamen Hendrik, Theodora, Gerrit of Gerhardus voorkomen onder de leden van het geslacht De Cock in het Zuiden des lands en onder die van het Noorden. Ware het ge- slacht De Cock een réfugiéfamilie, allicht waren Fransche namen bewaard gebleven. Doch de De Cocks van Brabant droegen namen van Dietschen Klank, alzoo ook de De Cocks in Groningerland. Voeg hier nog bij, dat het niet te gewaagd is te veronderstellen, dat onder de edelen die het smeekschrift aangeboden hebben aan de landvoogdes ook geteld werden de heeren van Kerkwijk en Bruchem, dan is het heel wel mogelijk dat bij de komst van Alva dezen met zoo velen viuchtten en het land ver- lieten en geteld werden onder de dertigduizend vluchtelingen die veilig- �