Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/225

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

DE CRISIS IN HET LEVEN VAN DE COCK EN ZIJNE VROUW 185 aangewend wordt. 7) Welke uitgave een wederleggend antwoord" in gedicht in het leven riep. Het eene pamflet volgde het andere over de cholera, haar krachtdadige geneeswijze; haar ontstaan; haar behandeling ervan enz. Ds A. de Vries schreef: De cholera in Nederland een stem van God tot onze behoudenis. Anderen schreven een Ernstig woord aan Neerlands volk, bij het zien van Gods ongenoegen over de kinderen der menschen, of ook: Een woord van bemoediging en raad bij de heerschende ziekte; van christelijken raad en troost in donkere dagen. Bij den boek- handelaar van het Reveil, J. H. den Ouden, verscheen van den bekenden Haagschen predikant D. Molenaar: De roede Gods over Nederland, blijk- baar in de thans heerschende en verwoestende ziekte, voorgesteld in een viertal leerredenen. De stroom van deze geschriftjes scheen niet te kunnen worden gestopt, al schreef ook een G. S. de Chaufepié zijn: Le prix d'une disposition calme et religieuse de l'âme, dans les circonstances actuelles. Echter dat zulke woorden moesten worden geschreven; dat christelijke raad en troost door J. Corstius in twee stukken werd geschreven en in twee drukken verscheen, wijst op een bijzondere disposition de l'âme". Ook De Cock verkeerde in eene bizondere gesteldheid des geestes, eigen aan een tijd van crisis, van overgang, van verandering van ,denkwijze". Toen kwam ook in hem de gedachte en het vermoeden op, dat de ,eenige redding" gelegen was in ,,de handhaving van den waren hervormden godsdienst" en zijn hoop werd sterk. Doch hoezeer werd zijn hart gekrenkt toen hij tot de ontdekking kwam, dat de krachtige stem van Van Zuylen al bizonder weinig weerklank vond in de harten van het geslacht dier dagen en wel het allerminst instemming vond bij zijn ambtsbroeders, en dat niet slechts uit eigen omgeving, doch schier over heel het land. Niet als een inquisiteur, doch als een die uitgaat om broeders te ontmoeten aan wie hij zich sterken kan, die hem kunnen bevestigen in zijn nieuwe denkwijze, of ook beter kunnen onderwijzen, zoekt en ver- zoekt hij, vraagt en informeert hij. Schier alles wat hem zal kunnen inlichten wordt gekocht, gelezen, verslonden. Het eene heft hem op, het andere krenkt diep zijn hart. Hij wordt zoo teleurgesteld in zijn verwach- tingen. De Boekzaal en de Godgeleerde Bijdragen ontnuchteren hem. Straks wordt hij gewaar dat die godzalig willen leven vervolgd worden. Niet, dat hij eenzijdig te werk ging in zijn onderzoeken en lezen. Immers hij wierp De Boekzaal niet weg; schafte de Godgeleerde Bijdragen niet af; liet deze periodieken niet ongelezen, volstrekt niet. Ook vermeed hij zijn vroegere geestverwanten niet, integendeel, hij zocht hen op. En dat niet om met den ijver van een pasbekeerde hen te kapittelen, maar, om zich zelf te vergewissen of hij wel in de goede richting ging. De Cock is nimmer of te nooit een dweper geweest! Daarom griefde hem Laurmans Dweeper zoo geweldig sterk. "