Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/26

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
12
BRONNEN


G. F. Gezelle Meerburg en dr A. C. van Raalte, in twee deelen, te Kampen, bij S. van Velzen Jr. 1863.
De uitgever zegt in zijn Voorwoord: „de aanleidende oorzaken, die de afscheiding hebben voorbereid, benevens de feiten die haar ontstaan hebben daargesteld, zijn, benevens de Kerkelijke proceduren en vonnissen, door de eerste Afgescheiden predikanten, tijdens hun uitgang uit het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootschap, door den druk publiek gemaakt. Al die stukken bevatten een schat van belangrijke bescheiden, met het bestaan waarvan velen tegenwoordig onbekend zijn.” Hij is zoo vriendelijk te veronderstellen: „Velen, die de afscheiding uit de hoogte veroordeelen, of haar als ontijdig en onnoodig verwerpen, zullen deze stukken lezende, van zienswijze veranderen, of zich genoopt gevoelen een min partijdig oordeel te vellen over de handelingen van mannen, die getrouw aan roeping en afgelegde belofte, met opoffering van eer en voordeel, zich uitsluitend de getrouwe vervulling hunner plichten ten taak hadden gelegd.”
Vijf vaders der Scheiding hebben mede gewerkt aan deze Kompleete uitgave door de oorspronkelijke stukken, nog te voorzien van „belangrijke beschouwingen”.
De zeer talrijke officieele stukken betreffende de geschiedenis der afscheiding van ds H. de Cock zijn verwerkt door prof. Helenius de Cock in zijn Hendrik de Cock, eerste afgescheiden predikant in Nederland, beschouwd in leven en werkzaamheid. Eene bijdrage tot regt verstand van de Kerkelijke afscheiding, door H. de Cock, leeraar aan de Theologische School te Kampen, bij S. van Velzen Jr. 1860.
In dit uitnemende werk is het rijk archief van de familie De Cock bijna geheel verwerkt. De vele monographieën en kleinere levensschetsen van den vader der Afscheiding zijn geheel gebaseerd op deze biographie.
Niettegenstaande de verschijning dezer uitgaven moeten de vaderen der Scheiding wel zeer teleurgesteld zijn geworden in de verwachting „dat velen, deze stukken lezende, wel van zienswijze ten opzichte van de Afscheiding zullen zijn veranderd of zich gedrongen hebben gevoeld een minder partijdig oordeel te vellen.” Dat hebben velen nièt gedaan, om de eenvoudige reden dat er opzet was in hun partijdigheid. De Groninger hoogleeraar dr J. Reitsma, in leven kerkelijk hoogleeraar, zelf behoorende tot de in zijn tijd wegstervende, al in het modernisme opsmeltende Groninger richting, was niet sterk genoeg om zich zelf te overwinnen en gaf in zijn Geschiedenis van de Hervorming en de Hervormde Kerk der Nederlanden een overzicht in het hoofdstuk over: De separatisten; in zòò partijdigen geest dat aan onkunde niet mag worden gedacht, maar opzet moet worden verondersteld. Een opzet dat reeds uitkomt in het feit, dat de kerkhistoricus in één hoofdstuk onder dak brengt Jan Mazereeuw, de Zwijndrechtsche nieuwlichters en de Afscheiding. De kerkelijke hoogleeraar