Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/315

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

REACTIE IN EN BUITEN DE GEMEENTE VAN ULRUM 267 van Ulrum kunnen zien hoe wijs de Heere zijn kinderen, zijn mannen en vrouwen, zijn getrouwen, zijn helden des geloofs, weet op te voeden tot de taak die hen wacht. Ook weet de Heere ter rechter tijd te ondersteunen. Het was in dezen zelfden tijd, dat De Cock veel werkte voor de pers; naast de prediking van en het onderricht in de gereformeerde waarheid, die hij als dè waar- heid had leeren kennen, arbeidde hij ook voor de uitgave van het Kort Begrip en de leerregels van Dordrecht, en voorzag die van lange voorredenen. Dan zal hij ook, daartoe uitgedaagd, weerleggen de geschriften van twee bekende predikanten. Hij schreef thans zijn: Twee wolven en zendt wederom dit boekske naar alle zijden, naar mannen in de kerk, die naar hij meende mèt hem en naast hem zouden opkomen voor de waarheid en haar kennis vorderen, getuigende tegen de loochenaars, lasteraars, ondermijners en afbrekers daarvan. Het is nog vòòr den tijd dat officiëele aanklachten tegen hem zullen worden ingediend. Hij komt nog in de vergadering van ring en classis, overal waar hij getuigen kan spreekt hij; tot allen op wie zijn oog is gevallen wendt hij zich; dat doet hij door zijn uitgaven te zenden; dat doet hij door brieven te schrijven. Het archief De Cock is tamelijk rijk; toch zijn het meestal copieën van door hem geschreven brieven; echter van de brieven aan medestanders en vrienden heeft hij geen copieën genomen; daaronder zijn er die van groot belang zijn. Waar zijn de brieven geschreven aan baron van Zuylen; bestaan deze nog of zijn ze verloren geraakt? Waar die aan Van Hogendorp geschreven 20); aan Scholte, aan Kohlbrügge en zoovele anderen? In die vele brieven en die, welke door eenvoudigen aan hem zijn gericht, wordt veelal gevraagd eens te antwoorden. Op velen zal hij geantwoord hebben. Zijn die antwoorden er nog of zijn ze verloren geraakt? De Cock mag nù nóg vertrouwen dat hij met velen van hen, aanzienlijken en geringen, den strijd tegen den afval zal strijden. Dat bemoedigt hem. Als hij straks in de eersten teleur zal worden gesteld, dan zal hij reeds van kracht tot kracht zijn voortgegaan; als hij zich van die velen tot wie hij zich eerst gericht had vol vertrouwen, ziet verlaten, ja zelfs tegengestaan, als hij niet passief in alles kan zijn, gelijk Kohlbrügge hem raadt; als hij den weg door Molenaar gewezen niet op mag gaan; als hij zich nog veel minder kan vinden in wat de goedige secretaris van 't classikaal bestuur hem schrijft, dan zullen de niet vele wijzen en edelen hem worden toe- gebracht, ze zullen hem omringen, voor en met hem strijden en bidden; dan zullen de brieven dier eenvoudigen, in zoo slecht schrift geschreven,