268 REACTIE EN BUITEN DE GEMEENTE VAN ULRUM op zoo stumperachtige wijze vertolken wat er in hun ziel omgaat, dan zal hij in die hand hun warmen handdruk voelen, in die taal hun eerlijk gemoed verstaan. Ja, de Heere weet waar hij woont. Uit een paar brieven deel ik dan iets mede; ik doe er grepen uit. Ze zijn nog niet gebruikt, doch al ware dat wèl het geval geweest, dan zou ik nog wel eens hun handdruk willen voelen en hun spraak hooren. Doch voorop ga wat de grijze predikant van Bedum aan zijn jongeren collega sua sponte schreef, nadat hij hem ex officio geantwoord had op de vragen inzake kindergeld en het preeken van ds Duin aan hem als scriba van 't classikaal bestuur gedaan. Nog maar een paar maanden en ds W. Cost zal in deze hoe- danigheid stuk na stuk aan Ulrums geschorsten dienaar moeten zenden. Ditmaal echter schrijft hij als oudere collega aan den jongere, die zooveel van zich deed hooren. Hij schijnt een goedig en vriendelijk man te zijn geweest. Legt zijn officieele stukken eens naast die van Du Cloux en Warmolts; leest nog eens den brief van Van der Linden als die over zich zelf spreekt en als ds Cost dat doet; beiden vergrijsd in den dienst. De Cock maakt in een van zijn geschriftjes onderscheid tusschen groffe en minder groffe liberalen. Indien ds Cost onder een van deze beide groepen valt in te deelen dan zeker niet bij de groffen! Mede leidt deze brief ons in de studeerkamer van een Groninger dorpspredikant van voor honderd jaar. De geschiedenis vertelt ons, dat in de dagen van Wessel Gansfort een geleerde monnik uit het Zuiden van Europa eens het klooster Aduard bezocht en zich verbaasde over wat hij daar zag en hoorde. Misschien dat een stadspredikant, bijvoorbeeld de anonieme doch thans wel bekende Haagsche „toetser" wel een weinig verwonderd zou hebben gekeken als hij zich op de studeerkamer in Bedum in een wetenschappelijk gesprek had begeven met den ouden dorps- predikant. We willen dan ds Cost hier zelf laten spreken; hij heeft den vorigen Zondag zijn vier en veertig jarigen predikdienst herdacht, waarvan hij veertig jaren heeft gediend in Bedum, en toen heeft hij gezegd, dat wij opmerkelijke tijden beleven, in een eeuw van gedurige nieuwigheden, een eeuw van snelheden". Hij kan dit zeggen uit eigen ervaring. Aan den jongeren ambtsbroeder schrijft hij waarschuwend : Wee degenen, door wie de ergernissen komen! Als ik het mensch- dom gadesla, zooals het is, dan verwondert het mij geheel niet, dat zij komen. En ik geloof dat zij onder het ondoorgrondelijk Albestuur van God zoowel tot het uitkomen van veel goed leiden, als dat zij schaden. Ik heb in mijne studien van zoovele jaren, zoowel wat tegen als voor de waarheid pleitte, onpartijdig trachten te onderzoeken. Ik ben bekend geworden met de Bibliotheca Patrum Polonorum, met de leeringen van
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/316
Uiterlijk