Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/407

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

AANTEEKENINGEN HOOFDSTUK XVIII 349



Is dit taal van een dweper! Of wat hij daaronder schrijft, verraadt dat wellicht de vermeende dweperij: „De vrees des Heeren is het beginsel van alle wijsheid’?

Borneman, een van de voormannen der Afgescheidenen te Sneek is de man van het „echt menschelijke”. Hij had zijn liefhebberijen. Hij was een eerste sportsman, be- oefende de zoo echt friesche sport van het zeilen, en heeft zelfs menigen prijs gewonnen! Hij was een mensch Gods, die stond in de vrijheid der kinderen Gods en die wist te gebruiken, was een begaafd man: vaardig schrijver, meer dan rijmelaar, beeldhouwer (een leeuwtje gesneden ter versiering van zijn boeier werd hem in Amsterdam gestolen van het pleiziervaartuig), ontwerper van zijn jacht, gebouwd naar acht figuren door hemzelf ontworpen en nader omschreven, dat hij noemde: „De jonge Wietske", naar eene dochter uit zijn eerste huwelijk ; hiermede won hij direct na de tewaterlating een prijs. Ook wist hij schilderijen schoon te maken die morsig waren geworden. Gaarne fungeerde hij voor banketbakker voor zijn gezin; hij vervaardigde mooie knipsels, waarvan nog een mooi exemplaar in het bezit is van een zijner kleindochters : mevrouw Borneman-—van der Zijl. Ook teekende hij zelf modellen vaor de ketels in zijn fabriek.

Deze echte mensch was een mensch Gods, ‘getuige deze aanteekening bij het opschrijven van een recept: „Ik zal (zoo God wil) de helft der zuiver helder ge- worden op vorige bladzijde gekookte Lijnolie met de wederhelft beproeven.” Ja, zoo God wil: een geestverwant van De Cock. Hij was ook een meelevend burger: tusschen de recepten in staat in dichtvorm een trouwe en niet zoetsappige vermaning, naar het model waarin De Cock de grooten en met macht bekleeden trachtte te wijzen op hun roeping, onder den titel: Raad aan den Hoogwelg. Heer Van Swinderen bij ZHWg verkiezing ais iid der Iste kamer. Geen politiekschuwe was deze echte mensch! Deze echt gereformeerde was geen zedenpreeker, doch ethisch een hoog- staand man. Ik geef hier een gedichtje weer, verscholen onder „recepten”, waar- onder er zijn geschreven in 't Latijn, en ook één naar den raad van zijn vriend Schaap, een der eerste Afgescheidenen in Friesland.

Erkentelijkheid en onerkentelijkheid.

In de gewijde Schrift, vindt men een aardig prent.

Dat d’ onvernuftige Os, deszelfs bezitter kent,

Ja eenen Ezel zelf, de kribbe zijnes Heeren,

Wat wil de Almagtige ons, door deze beelden leren ?

Dit dat het reed'loos vee, die mensch beschamen moet die, d’ aan hem bewezen gunst, vertrappelt met den voet.

Zijn godsdienst, zijn liefde tot vorst en vaderland waren zoo echt gezond, hem eigen, maakten een wezenlijk stuk van zijn leven uit. Recept na recept wordt opge- schreven, dan ineens wordt de lange rij onderbroken door een gedicht op den dood van Willem den tweede, Koning der Nederlanden, op den vorst zoo geliefd en ge- waardeerd door de Afgescheidenen om de houding tegenover hen in de vervolging aangenomen, wars als hij was van deze schandelijke plagerij van goede en trouwe onderdanen. Geestig is een rijmpje aan den med. doctor J. Eermans te Sneek bij ge- legenheid dat ik veel duurgekocht Muscadel-Rozijn had, en een reductie in den prijs voorgaf. Hij is een echt zakenmensch en dreef goede zaken.

Ik geef nog een „gedichtje”, waaruit moge blijken dat deze man, gerekend tot de „ruwe hoop” en „'t laagst gemeen’' een actueel man was.