Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/491

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

BEWEGING IN HET LAND VAN HEUSDEN EN ALTENA 425 kelijke vermaning en plegtig afgelegde belofte heeft ontvangen"? Scholte's brief geeft ons recht te vermoeden, dat de anonieme ,,waarheidsvriend" behoort tot de leden van het classikaal bestuur; hij toch schrijft verder aan De Cock: ,,de Secretaris van het Cl. Bestuur is 14 dagen in den Haag geweest en de President zit tegenwoordig in de Synode". De schrijver van het aangehaald pamflet schrijft een en andermaal in de eerste persoon meervoud. De predikanten T. van Spall, lid der synode, en C. W. Pape, die als praeses en secretaris van het classikaal bestuur van Heusden zulk een groot en ijverig aandeel hebben genomen in de kerkelijke actie tegen het gevreesde driemanschap, kunnen voldoende georiënteerd geacht worden om een pamflet te schrijven van den inhoud van genoemd Berigt. Wij achten het reeds hier de plaats om iets te zeggen in verband met hetgeen de berichtgever een weinig verder aldus mededeelt omtrent Van Rhee, nadat deze met Gezelle Meerburg van zijn dienst was ontzet: ,,eenige weken daarna verspreidde zich eensklaps het gerucht, dat de heer Van Rhee van zijne partij was verlaten, en zijne achting en vertrouwen gansch en al verloren had. Door het rechtvaardig Bestuur van Gods voor- zienigheid schijnen er daden aan het licht gekomen te zijn, welke van zulk eenen aard zijn, dat zijn vriend Scholte het verpligt geoordeeld heeft, om den man aan zijne afgescheidenen bekend te maken. Onze pen weigert de bijzonderheden hiervan nader mede te deelen, welke in de gemeente Veen en in den omtrek algemeen bekend zijn, waarom het schijnt, dat hij zich in het openbaar niet meer heeft durven vertoonen, en den 19 Februarij 1835 des nachts met zijn goederen in stilte vertrokken is." ¹) 't Is wel opmerkelijk dat dergelijke schromelijke vergissingen in per- sonen zoo veelvuldig zijn voorgekomen bij reformaties en reformatoren in de kerk. Ook die smart hebben deze helden Gods moeten lijden en dragen bij het vele dat zij hadden te torsen. Noch een Luther, noch een Calvijn zijn daaraan ontkomen. Ook niet een Scholte, noch een De Cock, en na hen zijn er voormannen te noemen die zich deerlijk zagen bedrogen in personen door hen gehouden voor medestrijders in de zaak die zij streden met opoffering van hun geheele persoonlijkheid. Juist in dit laatste ligt een der factoren die bijdroegen tot zoo vaak ernstige vergissing en krenkende teleurstelling. Reformatoren geven zichzelf zoo geheel aan het werk der reformatie, zòò onverdeeld, zoo ,,rein van hart", d. w. z. zoozeer met een ongedeeld hart, dat zij niet licht wantrouwen. Zij handelen niet naar het tweede lid van den levenswijzen regel: wees vertrouwd en vertrouw niemand". Wijl zij zelf getrouw zijn, en staan naar trouw, vertrouwen zij gaarne den ander. Zoo vertrouwde De Cock Klok 2) en hij gaf diens geschrift tegen de gezangen uit; hij heeft zich vergist in dezen persoon. Echter bij dergelijke vergissingen bij hem en bij Scholte, bij velen voor hen, geroepen tot "