DE SYNODE AAN HET WERK Gezien het Vonnis door dit Bestuur tegen den Heer de Cock in appel gewezen den 1sten April 1834; - 443 Overwegende, dat aan te nemen de meening van den beklaagde dat, om reden bij evengemeld vonnis voorkomt, dat in de zaak, die het onderwerp dier procedure uitmaakt, hij, onder anderen, had gehandeld der goede orde tot stoornis, even daarom hij thans niet andermaal actio- nabel was, niet anders zoude zijn, dan aan te nemen de ongerijmdheid zelve aangezien toch het bezwaar, waarover toen in appel is gevonnist, wel in één opzicht een soortgelijk wanbedrijf, maar geenszins dezelfde zaak, en dus hetzelfde delict ten onderwerp had, waarover thans wordt geoordeeld, aangezien integendeel bij dat vonnis in het geheel niet is voorkomende eenig oordeel over het tegenwoordig boekje, zooals de beklaagde bij eene schriftuur, in dat proces, van den 18 Maart 1834 toen ook zelf heeft beweerd, dat vermits dit boekje geen punt van ,,beschuldiging was in het primitive vonnis, het ook in het appel van ,dat primitive vonnis niet opgenomen noch geoordeeld mogt worden" en aange- zien eindelijk, die meening zoude leiden tot de allezins absurde gevolgtrek- king, dat ééne uitspraak van tucht zoude opleveren een kwijt- en vrijbrief van en voor alle, slechts eenigszins gelijksoortige, wanbedrijven; Overwegende, dat, juist al het aan de tegenwoordige zaak vooraf- gaande, eene verzwarende omstandigheid tegen den beklaagde moet op- leveren, niet slechts, overmits de uitgave van dit boekje stoutelijk is geschied op een tijdstip toen de Heer de Cock reeds, wegens het stichten van wanorde, ter eerster instantie in alle de deelen van zijne dienst was gesuspendeerd, maar daarenboven omdat art. 7 van het Reglement van Opzicht en tucht gebiedend vordert ,vooral onderscheid te maken tus- „schen enkele misstappen en hebbelijke verkeerdheden, en eindelijk in ,,allen gevalle bijzonder te letten op verzwarende en verzachtende om- „standigheden, alsmede op de hardnekkigheid in het ontkennen of tegen- ,,streven, of ook de ootmoedigheid in het belijden en onderwerpen der- »genen, die bestraft moeten worden"; Overwegende nu, dat op den Heer de Cock, dien men wenschte te be- houden en tot verbetering en ware ootmoedigheid te brengen, de uitspraak van den eersten April 1834 alleen en in stede daarvan heeft uitgewerkt, het schrijven van eenen eigenhandigen brief aan dit Kerkbestuur, welks inhoud, om er niet meer van te zeggen, ten eenenmale strijdig is met art. 13 van het Reglement van Opzicht en tucht; Overwegende eindelijk, dat, hoezeer de Christelijke liefde alles moet verduren, gelooven, hopen en verdragen, wat de Heer de Cock ook schrijven of zeggen mogt, ook in deze procedure alle middelen van zachtmoedigheid tot het uiterste beproefd zijnde, om den jammerlijk ver- doolde, misschien onwetend het blinde werktuig van anderer booze be- doelingen, ware het mogelijk, voor het ergste te bewaren, dit alles evenwel vruchteloos is gebleven, alsnu de bewaring van orde en een- dragt en de verpligting tot het houden van opzicht en tucht noodzaken om tot den strengsten maatregel te moeten overgaan en hem geheel te
Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/511
Uiterlijk