Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/565

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

PLAGERIJEN EN VERVOLGING van uitredding en eere, zoo bij zijn leven als na zijnen dood, terwijl hij even als deze koninglijke Gezalfde een Vader des Vaderlands was en genoemd werd." 495 Tot wien, zoo vraagt hij, en zoo vraagt ook de kerkeraad telkens weer, in het schrijven aan den Koning, tot wien zullen wij, naast God in den hemel, ons anders wenden dan tot U, o Sire! Zoo zendt hij dan op dezen zelfden dag een langen brief aan den Koning, inhoudende zijn gedachten over het besluit van de synode. Zal straks de praeses van het provinciaal kerkbestuur hem niet willen ant- woorden en telkens weer hem in de rede vallen met het geen pour parlers, den Koning zal hij ordelijk zijn meening over dit besluit schrijven en zijn bezwaren daartegen inbrengen. Den Koning zal hij even vrijmoedig aan zijn eed herinneren, als hij het dezen zelfden dag in zijn brief het kerk- bestuur heeft gedaan! Van den Koning kan niet met billijkheid worden verlangd alle deze missives te lezen. We weten niet of de kabinetssecretaris Zijne Majesteit met den inhoud zal hebben bekend gemaakt; misschien zijn de stukken uit Ulrum wel doorgezonden aan den secretaris Janssen. Hoe dit zij : De Cock deed naar wat hij zijn roeping achtte; de liefde tot den Koning der kerk; de liefde tot den Koning van zijn dierbaar vaderland, drong hem!