70 OEFENINGEN EN OEFENINGHOUDERS Hebt van dezulken eenen afkeer! Want wij zijn waarlijk broeders en zusters van één Huisgezin, die door den band der liefde en der betrek- king zòò nauw vereenigd zijn, dat er geen kwaad zaad van onruststokers, daar tusschen in geworpen, wortelen kan schieten, maar integendeel ons zoo veel nader aan elkander sluiten; en dit kan niet anders, omdat zij uit een en hetzelfde zaad geboren zijn."
Ik meende de verdediging van de oefening te moeten geven in de hand van een der uitnemendsten onder hen. Hij gaat nog verder en toont hoe raak hij dit pleit weet te voeren.
Hij geeft eene proef, „hoe men in zijne dagen in gedurigen tweestrijd met zich zelven is." ,,In de Natuur toch kan geene zaak tot volkomenheid komen, zonder oefening; nu is het de begeerte van het gouvernement, dat overal schoolen worden opgericht, waarin een ieder burger, die daar- van gebruik wil maken, onderwijs in de wetenschappen gegeven zal worden. Nu zijn er immers van deze onderwezenen, die zich in gezel- schapskringen aan elkander sluiten, om zich in de ontfangene lessen verder te oefenen, en is er dan een onder dien kring, die het verst ge- vorderd is, die treedt op en houdt daar eene oefening van, of doet eene voorlezing over hetzelve, zonder dat hij daartoe juist vooraf expresselijk geëxamineerd of als leermeester gequalificeerd behoeft te zijn. Hiertegen schreeuwt men niet: Hebt van dezulken eenen afkeer: het is maar een zamenmengsel van klanken uit kwalijk begrepen, bijgebrachte uitdrukkingen, of boeken, die daarover schrijven, zoo wat te zamengevoegd! Maar integen- deel prijst men zulke bijeenkomsten, en dengene, die voorgaat, zoekt men op allerlei wijze aan te moedigen, omdat daardoor het doel van meerdere kennis en wetenschap bereikt wordt.
Maar als het betreft de oefening in, en de oefeninghouders over de kennis, die naar de Godzaligheid is, dan schreeuwt men luide: hebt van zulks en dezulken eenen afkeer! Kunt gij nu grooter tegenspraak met zich zelven vinden? De kennis, die naar de Godzaligheid is, en die, volgens de onfeilbare uitspraak des Bijbels, de bron is, waaruit alle kennis en wijsheid voortvloeit, in zijn afleiding te willen stoppen; en de mindere wetenschappen, die niet meer dan eene menschelijke kennis zijn, en niet verder strekken dan voor den tijd, in hunne afleidingen te openen, aan te moedigen en goed te keuren." Hij gaat dan in bevestigenden toon verder: „Die nu uit God zijn, hooren, lezen, beproeven en bepractizeeren, het beoefende en geschrevene van zulke oefeninghouders; maar, die uit God niet zijn, hooren, noch lezen, veel minder bepractizeeren zij zulks, maar zijn daar afkeerig van, ja geslagene vijanden, gelijk de toetser en allen, die het met hem eens zijn; en daarom schreeuwt hij overluid: hebt een afkeer van dezulken; en zoo betoont hij een hater van Jezus te zijn."