Naar inhoud springen

Pagina:De Afscheiding van 1834.djvu/97

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

OEFENINGEN EN OEFENINGHOUDERS va)


En daarom, ware vromen! laat u door zulke haters van Jezus niet afschrikken van diegenen die er in gezelschapskringen, betamelijk en met orde, naar Gods Woord voorgaan, of die door hunne schriften u zoeken voor te lichten, om in de waarheid te staan, opdat dezelve u vrij moge maken, gij kent hunne schriften, en weet immers nog wel den zegen, dien gij onder het lezen van dezelve genoten hebt, als van Willem van Houten, Keur van mengelstoffen, welk werkje prijkt met een voorrede van den Hoogleeraar Johannes Wesselius.”

Hij noemt dan verder de oefeningen van mr Justus Vermeer, die van N. S. van Leeuwarden en anderen; in verontwaardiging voegt hij hieraan toe: ,al worden er nu lessen gegeven, om deze en soort- gelijke oude godgeleerde werken op te koopen en dezelve te ver- branden, opdat zij dus in den kaaswinkel niet nog zouden gebruikt worden, waardoor nog wel het een of ander blaadje in handen zoude kunnen komen, daar zijn er,” zoo jubelt hij, ,Gode 2ij dank! nog ge- noegzaam van vorhanden, en worden nog tegenwoordig door de ware kinderen Gods gretig gezocht en ach! mochten die werken in onze dagen veel gelezen worden, dan zoude er wat meer ware Bijbelkennis in de gemeente zijn, en men zoude den schijn van Godzaligheid, die in onze dagen voor het ware wezen der zak uitgevent wordt, wat beter kunnen onderscheiden.”

Als de toetser vermaant op de eene plaats de openlijke godsdienst- oefening bij te wonen, en de onderlinge bijeenkomsten niet te verwaar- loozen, en op een andere plats waarschuwt: zijt vijanden van conven- tikelen en avondcollegién, wijkt van dezelve; gij hebt genoeg aan uw wettige openlijke vergadering, waar het geloof is uit het gehoor, dan wordt Le Feburé 266 geprikkeld dat zijn wederlegging het sarcasme overschrijdt, en hij betaalt hem met de munt waarmede de toetser Molenaar’s Adres had betaald, als hij min of meer grof schrijft: ,Maar mogelijk heeft hij in den nacht, in den slaap of droom, het eerste of het laatste geschreven, gelijk hij eerst dacht, dat het Adres gesteld was, maar toen hij het woord dag zag, was het hem onbegrijpelijk. En zoo onbegrijpelijk blijkt ons dan ook dit; want hij heeft dit stuk niet in den nacht opgesteld, gelijk hij betuigt. Er schiet dan niets over als deze slotsom: of de toetser is door zijnen vergevorderden leeftijd aan het suffen en dwalen geraakt, of eene kerkekoorts heeft zijn hersengestel verbijsterd.”

Deze aanhalingen geven tevens een proeve van den toon waarop men in die dagen over en weer elkander bestreed. Men houde op met harde uitdrukkingen te zoeken en te etaleeren uit de polemische geschriften alleen van De Cock en zijn medestanders ! �