Pagina:De Avondpost 1916 no 9512 Avond-editie.pdf/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Doema antwoordde. Hij zag in de eensgezindheid van alle partijen in Engeland een stellige waarborg dat deze oorlog, welke offers hij ook zal vergen, tot een zegevierend einde zal worden gebracht. Onze vijand wist dat het zaaien van wantrouwen onder de bondgenooten zijn eenige kans was om aan een nederlaag te ontkomen, doch het Russische volk en hun vertegenwoordigers zijn volstrekt eensgezind in hun overtuiging, dat de strijd tot een zegevierend eind moet worden gebracht, en zij zijn vast besloten om tot elken prijs te overwinnen.

 Verandering in de regeering. De „Voss. Ztg.” schrijft: De reis van graaf Hertling naar Berlijn wordt in goed ingelichte kringen in verband gebracht toet veranderingen, die in de rijksregeering aanstaande moeten zijn. Naar alle waarschijnlijkheid zal de ziekte van minister Delbrück een persoonswisseling in de leiding van het rijksministerie van Binnenlandsche Zaken noodig maken. De definitieve beslissing schijnt echter nog niet genomen te zijn. Als candidaten voor de leiding van zaken worden ministers genoemd, van wie reeds een in het rijksministerie van Binn. Zaken werkzaam is, terwijl de andere tot het Pruisische ministerie behoort. De keuze zal waarschijnlijk ook nog van een andere belangrijke beslissing afhangen.
 De rijksregeering heeft, naar verluidt, het plan, een centraal bureau voor alle vraagstukken der voorziening van levensmiddelen in het leven te roepen en daartoe iemand met bizondere volmachten te bekleeden.
 Dit bureau is noodig geworden door de steeds meer aan ’t licht komende wenschelijkheid om, de verordenende en de uitvoerende macht te vereenigen. Het voornemen is, aan den president van het bureau verscheidene bestuursleden toe te voegen. Een daarvan zal door de opperste legerleiding worden gekozen.
 Als candidaten voor het ambt van president van het centraal bureau worden eveneens verscheidene namen genoemd, o.a. die van een voormalig Pruisisch minister, thans opperpresident in het westen van Pruisen. Bovendien wordt de naam van een vroeger reeds herhaaldelijk bij het vraagstuk der levensmiddelenvoorziening op den voorgrond getreden Beiersch volksvertegenwoordiger genoemd. Men vermoedt dat met zijn candidatuur de reis van den Beierschen eersten minister in verband staat.
 Naar verluidt zal het nieuwe centraal bureau bevoegdheden krijgen, die het voor zekere aangelegenheden in staat zullen stellen, onder verantwoordelijkheid van den rijkskanselier maatregelen te nemen, die verder gaan dan de besluiten en verordeningen van den Bondsraad.

 Getorpedeerd. Dinsdag heeft de bij de Italiaansche vloot ingedeelde Fransche onderzeeër „Bernouilli” een vijandelijk transportschip, bevracht met oorlogstuig, in het zuiden der Adriatische Zee in den grond geboord.

 * Het ondergrondsche leven in Atrecht. — Een medewerker van de „Yorkshire Observer” geeft een levendige beschrijving van het leven in de loopgravenstad bij Atrecht en zegt o.a.:
 Voor het uitbreken van den oorlog telde de stad 25.000 inwoners. Ik geloof, dat er nu nog slechts een tiende deel daarvan over zijn, die er hunne zaken blijven doen. Zij leven in ’t merkwaardige complex van kelders en magazijnen, die „boves” genoemd worden en onder de geheele stad gevonden worden.
 Ik ging een dakloos gebouwtje zonder vensters, dat als winkel dient, binnen om een prentbriefkaart te koopen. Twee knappe jonge vrouwen zaten vlak bij de deur in gezelschap van een waakhond die aan een ketting lag, de oogen met bloed doorloopen. Een dame met een witte muts op leunde op de toonbank en las een courant, terwijl zij de regels met de vinger volgde. De winkel was goed voorzien en ik zag er veel Engelsche reclamebiljetten. Ik heb nooit een opgewekter groepje menschen gezien dan die drie vrouwen. Zij spraken over het bombardement als iets, dat natuurlijk wel een beetje lastig is, maar waar men zich volstrekt niet bezorgd om moet maken.
 Ik wees hen op de vernielde huizen aan de overzijde der straat en op de kraters, die de granaten in het plaveisel hadden gevormd en vroeg haar, of zij dan niet soms voor hun leven vreesden. Hierop begonnen alle drie zoo hartelijk te lachen, alsof ik een goede mop verteld had. Ik sprak aarzelend mijn verbazing en bewondering uit voor dit nieuwe blijk van Franschen geestkracht, toen de dame van achter de toonbank te voorschijn kwam en mij verzocht met haar mede te gaan terwijl zij zeide: „Komt U eens mee, mijne heer, dan zal ik U laten zien, waarom de Boches ons geen kwaad kunnen doen.”
 Ik volgde haar langs een breede steenen trap naar een groot met tegels bekleed en goed verlicht gewelf, dat als een soort van thee-salon was ingericht. Ik zeide, dat ik wel begreep, dat zij hier voldoende beveiigd was tegen de Duitsch granaten, maar zij schudde het hoofd. Ik kende, zooals zij mij zeide, de afschuwelijke monsters nog niet, die de Duitschers soms op Atrecht doen neerkomen, ik moest maar verder met haar meegaan. Zij stak een lampje op en ging mij door een klein deurtje voor, een trap af, die naar mijne schatting minstens tien meter hoog was en naar een enormen kelder voerde, waarvan ik zelfs de wanden in dit halfduister niet kon zien.
 Hier stonden stoelen, een tafel en nog eenig ander huisraad, waardoor deze plaats bewoonbaar werd gemaakt. Onder de meeste huizen in Atrecht vindt men dergelijke kelders, vertelde de dame mij, en daar de meeste huizen er oud zijn, begreep ik waarom een deel der bevolking er ondanks het Duitsche artillerievuur er toch is blijven wonen.

 * De strijd om Goerz. Een corr. van de „Morning Post” geeft eene beschrijving van de moeilijkheden, die het Italiaansche leger te overwinnen heeft:
 „Vandaag zijn de Italianen langzaam in gevechten van man tegen man vooruitgekomen; de artillerie heeft hen slechts weinig kunnen helpen, terwijl de kanonnen van den vijand tusschen de rotsen verborgen, opgesteld zijn.
 Het Italiaansche leger houdt Goerz in een geweldigen cirkel van staal omsloten. Zij hebben de Oostenrijkers teruggestooten en hunne loopgraven zoo ver tot die van den vijand vooruitgeschoven, dat de actie van diens, anders oneindig sterkere artillerie, er door verlamd wordt[.]
 In den geheelen sector van Goerz, d.w.z. op de rotsachtige heuvelen van den Sabotino, van den Godgora en van den Pesuma liggen de Italianen op niet meer dan drie Kilometers afstand van de laatste huizen van Goerz. Er liggen tusschen de Italianen en de zoo zeer begeerde stad nog slechts de rivier en een stijle glooiing. Zij zouden de stad wel kunnen nemen, doch slechts ten koste van ontzettende offers aan menschenlevens. De stad te nemen zonder tevens het stelsel van bergversterkingen, die de flanken en het achtergedeelte der stelling beheerschen, zou gelijk staan met zich in een gevaarlijken en doodelijken val te wagen.
 De hoofdaanval der troepen van Koning Victor is daarom gericht tegen de stellingen die Goerz beheerschen. Die aanval werd uitgevoerd door eene reeks langzame, systematische, hardnekkige operaties tusschen heuvelen en bergen, die van 200 tot 2000 M. hoog zijn. Iederen dag wordt op een der sectoren van het front om Goerz, een gedeeltelijke actie ondernomen met het doel, de strategische kracht van dit enorme versterkte kamp te verzwakken.
 De moeilijkste taak is echter, de artillerie van den vijand te verlammen; zijne batterijen zijn zoo goed als onbereikbaar voor de Italiaansche kanonnen, die beschermd en verborgen worden door rotsachtige barrières. De Italiaansche artillerie heeft desondanks wonderen gedaan en heeft blijken gegeven van buiteng[e]woon goede opleiding.
 De Italianen zijn er in geslaagd, hunne veldkanonnen en hunne stukken van gemiddeld kaliber dichtbij de batterijen van den vijand te brengen, zoodat den Oostenrijkers geen gelegenheid wordt gegeven van hunne betere uitrusting en zwaarder stukken voordeel te trekken; zoo het hun niet altijd gelukte de kanonnen van den vijand te vernielen, dan hebben zij toch dikwijls hunne werkzaamheid verlamd.
 Binnenkort zal dit werk, dat de Italiaansche troepen gedurende den winter met heldenmoed hardnekkig hebben voortgezet, vruchten gaan dragen en dan zullen wij getuige zijn van den grooten strijd om Goerz die een der grootste episoden van den Europeeschen oorlog zal uitmaken.

 * Zuinigheid in de gevechtslinie. — In de „Scotsman” geeft lord Provost Dunlop, van Glasgow, eene beschrijving van een bezoek aan het Engelsche hoofdkwartier in Frankrijk, waarin hij een en ander mededeelt omtrent de bedrijvigheid achter het front:
 „Het meest werd ik getroffen door het bewonderenswaardige organisatiewerk, dat overal plaats heeft. Dit bleek vooral toen wij, dadelijk na onze komst in Frankrijk, naar een achter het front gelegen hospitaal werden gevoerd, waar de gewonden behandeld werden om vervolgens per Roode Kruisschip naar Engeland te worden vervoerd.
 Nog meer echter blijkt die geest in de reparatieafdeeling, waar alle in de loopgraven gevonden voorwerpen verzameld en nagezien worden. Men vindt hier zoowel veldkijkers als schoenen en uitrustingstukken van allerlei aard. Een aantal vrouwen zijn ijverig met de naald bezig, repareeren regenjassen, ransels en allerlei soorten kleedingstukken, die alle weer als nieuw voor het gebruik geschikt gemaakt worden. Niets gaat hier verloren. Zelfs oude sokken, die niet meer gerepareerd kunnen worden, worden hier verzameld om naar de wolspinnerijen gezonden te worden. Spaarzaamheid is aan het front tot een kunst opgevoerd.
 Naarmate wij het front naderden, ontmoetten wij steeds meer eindelooze reeksen van auto’s en vrachtwagens, die munitie en voorraden vervoerden. Het verkeer deed iemand aan die drukke tooneeltjes op London Bridge denken en dat te meer, omdat men er telkens de zoo bekende Londensche omnibussen ontmoet. Dicht bij de gevechtslinie zijn groepen arbeiders steeds bezig met de wegen te verbeteren en er worden voor dit werk per dag 3000 ton steenen gebruikt.”

 Verkiezing. — Naar de „Indépendance Roumaine” uit Athene verneemt, hebben de Oostenrijksch-Hongaarsche en de Bulgaarsche consuls met hun personeel en archieven de Grieksche hoofdstad verlaten en zich naar Leukol begeven, een klein stadje, op verren afstand daarvan verwijderd. Dit geschiedde uit vrees, dat het viervoudig verbond pogingen zou ondernemen in Athene zelf troepen te landen.

 De landvrede in Albanië. — De „Albanische Korrespondenz” bericht uit Skoetari: Den 29en April vereenigden zich de hoofden der voornaamste stammen te Skoetari om over de quaestie der bloedwraak te beraadslagen, waaraan ook katholieke priesters en Mohammedaansche Kodscha’s deelnamen. De maarschalk Trollmann hield een rede, waarin hij de noodzakelijkheid betoogde, dat alle stammen een landvrede zouden bezweren en één wet moest gelden voor de geheele natie. Daarna teerde de stadscommandant, kolonel Dichtel, het woord en verklaarde, dat de Albaneezen de wapenen slechts moesten voeren, ter verdediging van hun land en niet tegen hunne broeders. De hoofden van alle stammen sloten daarop een landvrede voor den duur van zes maanden.



Sport.

 Voetbal. — De protest-commissie heeft afgewezen de protesten: van G.V.C. (wedstrijd G.V.C.—Enschede); van Vitesse (wedstrijd Vitesse II—Tubantia II); van N.A.C. (wedstrijd Velocitas II—N.A.C. II).
 De beslissing in het protest van Quick H. (wedstrijd Quick II—Sparta II) is wegens afwezigheid van den scheidsrechter niet genomen.

 Roeien. — De loting voor den studentenwedstrijd op 1 Juni, op het Noordzeekanaal bij de Hembrug heeft tot uitslag gehad: 2 uur jonge vier. — 2 30 uur oude vier. — 3 uur skif. — 3.20 uur jonge twee. — 2-persoons wherries inrigged. — 3.50 uur overnaads 4. — 4 uur jonge acht.

 Schaken. — Marshall heeft te Washington 105 partijen simultaan gespeeld. Hij won er 80, verloor er 8 en speelde er 17 remise. Record.
 — Janowski heeft met 5—4 en 4 remises zijn match tegen Jaffre gewonnen

 Athletiek. — Gryseels gaat niet naar Malmö, want hij kan geen pas krijgen.
 — Hoewel het eerst in de bedoeling lag de volgende der Elf Steden Wandeltochten naar Utrecht te houden, heeft het bestuur van „Steeds Voorwaarts” gemeend, toch eerst nog den Elfstedentocht naar Schiedam te maken om geleidelijk weg tot langeren afstand te geraken. Nu zal Zondag deze 4de der tochten gehouden worden, ongeveer 45 K.M. binnen 8 uur. Eerste rust in Schiedam, daarna rondwandeling door de stad en vervolgens terug naar de Residentie met korte rust in Delft.
 Vertrek te 8 uur.

 Motorsport. — Het bestuur van de Ned. Motorboot Club zal 28 dezer een gezamenlijke tocht houden. Plaats van samenkomst Alphen. De jachten uit Amsterdam komen te 8½ u. op den Amstel samen en vertrekken van den Omval.
 De jachten uit Haarlem, Warmond en Leiden vereenigen zich op de Sprietlaak en varen om 9 uur af om aan het Tolhuis gelijktijdig met de Amsterdamsche jachten te 11 uur aan te komen. De vereenigde eskaders varen dan langs het Aarkanaal naar Alphen, waar men om 12½ u. zal arriveeren.
 De motorbooten uit Rotterdam en Dordrecht zullen langs den Hollandschen IJssel en de Gouwe het punt van samenkomst bereiken.
 Een dergelijke ster-vaart is in ons land voor motorbooten nog nooit gehouden.



Kunst.

Kunstzaal d’Audretsch.

De Anderen”.

 De 24 Maart j. l. opgerichte „vereeniging van beeldende kunstenaars De Anderen” houdt haar eerste tentoonstlling van werken der leden in een paar der bovenzalen van het expositielokaal aan den Hoogen Wal.
 Woordvoerder van deze vereeniging schijnt te zijn het lid de heer Theo van Doesburg, die de tentoonstelling inleidde met een lezing en een „voorwoord” schreef ter nadere toelichting van het „nieuwe geluid”, door „de Anderen” gebra[c]ht.
 Herhaalde malen hebben de lezers van dit blad uit artikel[e]n van de hand van denzelfden schrijver kennis kunnen nemen van zijne opvattingen in zake beeldende kunst, en door deze niet als bekend te veronderstellen, zou ik schrijver en lezers beide onrecht doen.
 Veel van ’s Heeren van Doesburg’s „premissen” zou ik, zonder mijn meening eenig geweld aan te doen, gerust en gaarne onderschrijven, doch meer vreemd in schijn dan in wezen, met zijn conclussies ben ik het vaak niet eens.
 Ik schrijf over uit het „Voorwoord”:
 „Evenmin als de Wetenschap of de Godsdienst of wat ook, stilstaat, maar steeds voortschrijdt, evenmin staat de schilderkunst stil. Wij veranderen en de Kunst met ons. Onze omgeving verandert en de kunst wijzigt zich naar de eischen, die wij aan onze omgeving stellen. Onze levensinrichting wijzi[g]t zich naar de uitvindingen op wetenschappelijk en technisch gebied. Wij branden geen vetkaarsen meer, maar wij verlichten ons huis met electrisch licht en wij verlangen in dit licht door een nieuwe schoonheid omringd te zijn. Het is dwaas, te meenen, dat onze kunst ooit op een stilstaand punt [z]ou komen en dat een zekere vormelijke en kleurige uiting, die wij in onze jeugd gewend waren „Schilderkunst” te noemen, nu en altijd „de” schilderkunst blijven zou.”
 Akkoord! Geheel akkoord! Ik heb, o zoo dikwijls, getracht op mijn wijze te zeggen, dat de kunstformule niet voor eeuwig voorgesteld kon worden en het de genieën zijn, die haar telkens voor een periode vinden.
 „Het doel der schilderij ligt in de aesthetische, niet in de practische waarde.” Volmaakt waar.
 „De natuur is voor den kunstenaar niet een voorbeeld, maar behoort tot zijn materiaal, waarvan hij gebruik maakt, zooals hem dat goeddunkt. Niet hij dient de natuur, maar de na[t]uur dient hem.” Dat is het standpunt geweest waarop alle waarachtige kunstenaars zich geplaatst hebben. Noch da Vinci, noch Rembrandt, noch Daubigny hebben de natuur als voorbeeld gebruikt. Ook hun was de natuur slechts materiaal. En feitelijk zouden hun kunstwerken, naast de natuur geplaatst, geen grooter, doch slechts een ander soort verschil vertoonen dan die van bijvoorbeeld die van Marc, wiens arbeid we kortgeleden, vonden of van Rik Wouters, wiens schilderijen nog op het oogenblik in dezelfde lokalen aanwezig zijn.
 „Beeldend en zelfstandig w[o]rdt de schilderkunst eerst, zoodra zij in hare uitdrukkingsmiddelen het vermogen bezit eene innerlijke realiteit (ontroering, gedachte, enz.) in een uiterlijke (zichtbare) realiteit om te zetten.”
 Door de spatieering van dezen zin door den auteur van het voorwoord, schijnt wel de opvatting gewettigd, dat hierin nu aangegeven is, wat eigenlijk des Pudels kern is van de door „de Anderen” gebrachte kunst.
 Maar ik zie er dat niet in. De ware kunst door alle eeuwen heen, heeft juist dat vermogen bezeten, de innerlijke ontroering van den kunstenaar in zijn werk tot een zichtbare realiteit om te zetten.
 Geven mij des woordvoerders woorden geen houvast, in het tentoongestelde werk vind ik dat evenmin. Hoe in de teekeningen van Laurens van Kuik de natuur als materiaal gediend heeft, ontsnapt mij.
 Een teekening is getiteld: „geïnspireerd op het geluid van den spoortrein, rollend over het viaduct”; een ander: „geïnspireerd op de geluiden der handelsstad Rotterdam”
 Zuster Bertha de Boer geeft een aantal pastels, waarvan d[e] titels luiden: „Beethovens scheppingsdrang”, „Lustgevoel”[,] „Al het uwe is het mijne”, „de geestelijke geboorte”, en dergelijke. In mijn jeugd vermaakte ik mij wel eens, door een druppel petroleum op water te laten vallen, met de eigenaardige, grillige en fraai gekleurde vlammen die dan te zien kwamen. Meer of anders zie ik in haar teekeningen niet.
 Nu geeft het „Voorwoord” hier voor wel zekere oplossing. Het komt omdat ik „optisch beschouw, wat beeldend gezien moet worden”. En: „beeldend zien is geestelijk zien.”
 Voor mij zijn dit woorden zonder beteekenis, evenals de kleurenmeng[e]ling[e]n van de meest[e] van de tentoongestelde dingen.
 En daar daar ten slott[e] het „Voorwoord” nog vermeldt dat er „ook m[e]nschen zijn die he[t] orgaan voor be[e]ldende kunst bezitten en voor wie [e]en schilderij nog iets meer is dan een gewirwar van kleuren en vormen, en dat voor de[z]ulken de hier tentoongestelde werken beteekenis hebben als beeldende kunst”, blijft mij, die dan blijkbaar niet tot „dezulken” behoor, slechts over mij te scharen onder hen, die „niet in staat zijn een schilderij te zien, omdat zij niet met Verbeelding zien”.
 Maar mijn overtuiging is, dat de beeldende kunst zich in dit „Abstractisme”, door „de Anderen” voorgestaan, op een terrein begeeft, dat het hare niet is; dat het te voren afweren van iedere bedenking met een hooghartig: „dan heb je er geen gevoel voor” een versleten maniertje is, en een vlag die al vele bedenkelijke ladingen gedekt heeft; en dat deze wijze van het bovenzinnelijke te willen verbeelden, hoe ernstig ze mogelijk hier bedoeld is, aan vele niet te controleeren grappenmakers ruimte zal laten om het menschdom te verlakken.

B.


INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.

Prijs 40 cent per regel.

(Buiten verantwoordelijkheid der redactie)


Telegrammen.

Engeland.

Minister Hughes rede.

 Londen, 11 Mei. (R.B.) In Queen’s Hall te Londen is gisteravond een groote betooging van arbeiders gehouden, waarin Hughes, de Australische eerste-minister, de voornaamste spreker was. De volgende motie werd aangenomen: Deze vergadering, behouden onder de auspiciën van de Britsche werklieden van de Nationale Liga en vertegenwoordigers van de industrieel en politiek vereenigde arbeiders, verklart opnieuw dat de natie besloten is den oorlog tot aan het zegevierende einde voort te zetten; zij erkent dankbaar de schitterende en heldhaftige diensten door de overzeesche gewesten aan het moederland en deszelfs roemrijke bondgenooten bewezen, verklaart, gehoord Hughes’ uiteenzetting nopens een arbeiderspolitiek van het rijk, van harte daarmee in te stemmen, en dringt aan op de organisatie van alle hulpbronnen van het rijk, ten einde een zoo beslissende overwinning te verzekeren, dat een duurzame vrede, nationale veiligheid en een waarborg voor alle werklieden tot bereiking van den hoogst mogelijken levensstandaard verkregen zal worden.

Krijgsgevangenen in Indië

 Londen, 11 Mei. (R.B.) Het ministerie voor Indië deelt mede: Nadat de Duitsche en Oostenrijksche regeering brieven openbaar hebben gemaakt nopens de behandeling van krijgsgevangenen in Indië, moge de volgende brief welken dr. A. Mayr, die met anderen naar zijn vaderland teruggezonden wordt aan den Amerikaanschen consul gericht heeft, bekend gemaakt worden ten bewijze, dat er niet veel reden is voor redelijke klachten: Aan boord van het ss. Golconda, 30 Maart. De burgerlijke geïnterneerden, die vandaag met de Golconda vertrekken, stellen er prijs op aan den opzichter van het kamp in het district Garrett en den magistraat van Ahmed Nagar hun dank en hun waardeering te betuigen voor de kiesche wijze waarop hij zijn gezag heeft uitgeoefend.” Ik breng dit te uwer kennis, opdat zij, indien u dit dienstig lijkt, de Oostenrijksche en Duitsche regeeringen hiermee in kennis kunt stellen. U nog eens dankend voor alles wat gij voor ons gedaan heeft, blijk ik hoogachtend: Mayr.

Vredesvoorstellen?

 Londen, 11 Mei. (R.B.). De „Daily News” verneemt uit New-York: De „Tribune” bevat een telegram uit Washington, dat, naar het heet op het hoogste gezag, beweert de Duitsche vredesvoorstellen mede te deelen. De vermeende voorwaarden zijn: herstel van de bezette gedeelten van Frankrijk en België; oprichting van bufferstaten in Polen en op den Balkan, die vrij van Russischen invloed zullen zijn, maar niet noodzakelijk onder Duitsch gezag behoeven te staan; teruggave van de Duitsche koloniën; bezit van de Dardanellen in „bevriende handen.”

Rusland.

Gunstige berichten.

 Petrograd, 10 Mei. (T.A.) In Russische financieele kringen zijn gunstige berichten ontvangen over een leening van de V.St. aan Rusland ter grootte van 100 millioen dollar.
 In politieke kringen constateert men met groote voldoening, dat de reis van Pasjits naar Rome, Parijs, Londen en St. Petersburg het wantrouwen, dat tusschen Italië en Servië bestond, geheel heeft doen verdwijnen. Men verzekert dat de verdeeling van de kust van de Adriatische Zee een oplossing zal vinden, die voor beide partijen bevredigend zal zijn. De Italiaansche gezant te St. Petersburg zal Pasjits galamaa[l]tijd aanbieden. In diplomatieke kringen te St. Petersburg beschouwt men vooral als een gunstig teeken, dat de Italiaansche pers zich gunstig heeft uitgelaten over de redevoering die Pasjits over de betrekkingen tusschen Italië en Servië te St. Petersburg gehouden heeft.
 De correspondenten van de onderscheiden bladen geven te kennen dat de toestand aan het front bewijs geeft van de onoverwinnelijkheid van het Russische leger. De Duitschers werken alleen nog maar met hun artillerie en verlaten hunne loopgraven niet. Zij hebben blijkbaar zelfs geen gedachte aan een offensief. Er zijn teekenen, die er op wijzen, dat de Duitschers sedert lang van het offensief tot het defensief zijn overgegaan.
 Genoopt door de toenemende ontevredenheid binnenslands heeft Keizer Wilhelm aan den Paus een brief geschreven, waarin hij te kennen geeft dat tusschenkomst van den Paus en Koning Alfrons van Spanje gewenscht zou zijn. Bizondere afgevaardigden van de Koningin van Beieren en Saksen zijn te Rome aangekomen om onderhandelingen van dezelfde strekking aan te knoopen.
 Volgens de laatste berichten zal president Wilson alle pogingen van Duitschland om zijn tusschenkomst ter wille van den vrede te verkrijgen negeeren.

Duitschland.

Hertling te Berlijn.

 Berlijn, 11 Mei (W.B.) Officieel: De rijkskanselier heeft graaf Hertling, den Beierschen minister-president, ten bezoek ontvangen voor een gedachtenwisseling over algemeene vraagstukken, gelijk die van tijd tot tijd tusschen den rijkskanselier en de leidende ministers van de groote bondsstaten pleegt te geschieden. Het is onjuist, het bezoek van graaf Hertling met persoonsveranderingen in de rijksregeering of met bijzondere organisatievraagstukken op bet gebied van de levensmiddelvoorziening in verband te brengen. Hierbij wondt opgemerkt, dat inderdaad een verbetering en een uniforme inrichting, van den bestuurstoestel, die met de uitvoering van de verordeningen van den Bondsraad belast is, aan den gang is. De oprichting echter van een dictatuur voor de levensmiddelvoorziening, waarbij de Bondsraad opzij geschoven zou worden, — welke in een avondblad wordt aangekondigd — wordt natuurlijk niet beoogd.

Vereenigde Staten.

De DuitscheSussex”-nota.

 Washington, 10 Mei. (R.B.) De Duitsche nota over de „Sussex” verklaart dat de bevelhebber van de duikboot wel is waar te goeder trouw handelde, toen hij de „Sussex” torpedeerde, in de meening dat hij met een oorlogsschip te doen had, maar dat hij, door te overhaast zijn oordeel te vormen, niet strikt in overeenstemming met de instructies van de regeerng heeft gehandeld. De regeering geeft derhalve openhartig toe, dat in dit gval die verzekeringen, aan de Vereenigde Staten gegeven, niet zijn gehouden. Zij drukt haar oprecht leedwezen uit, in het betreurenswaardige ongeval, deelt mede dat die bevelhebber van de duikboot naar behooren is gestraft en biedt schadevergoeding aan de gewonde Amerikanen aan.