Naar inhoud springen

Voorwoord over de moderne schilderkunst

Uit Wikisource
Voorwoord over de moderne schilderkunst
Auteur(s) Theo van Doesburg
Datum [1916]
Titel Voorwoord over de moderne schilderkunst
Uitgever Leiden: [Vereeniging van beeldende kunstenaars De Anderen]
Brontaal Nederlands
Auteursrecht Publiek domein

[1]


      Evenmin als de Wetenschap of de Godsdienst of wat ook, stilstaat, maar steeds voortschrijdt, evenmin staat de schilderkunst stil. Wij veranderen en de Kunst men ons. Onze omgeving verandert en de kunst wijzigt zich naar de eischen, die wij aan onze omgeving stellen. Onze levensinrichting wijzigt zich naar de uitvindingen op wetenschappelijk en technisch gebied. Wij branden geen vetkaarsen meer, maar wij verlichten ons huis met electrisch licht en wij verlangen in dit licht door een nieuwe schoonheid omringd te zijn. Het is dwaas, te meenen, dat onze kunst ooit op een stilstaand punt zou komen en dat een zekere vormelijke en kleurige uiting, die wij in onze jeugd gewend waren „Schilderkunst” te noemen, nu en altijd „de” schilderkunst blijven zou. De schilderkunst heeft zich ontwikkeld, evenals de technische wetenschap; wij hebben het niet gemerkt, maar plots zijn wij gewekt en bevinden wij ons in conflict met de schilderkunst. Wij moeten stelling nemen, hetzij aan de zijde der Impressionisten — laten wij de aan onzen tijd voorafgegane schilderkunst zoo noemen — hetzij aan de zijde der Abstracten — laten wij de schilderkunst van onzen tijd zoo noemen. Feitelijk gaat het in dezen tijd nergens anders om dan in elke groote beweging der schilderkunst: de schilderkunst zelfstandig te maken


[2]


als Beeldende Kunst. Zoolang de schilderkunst intermédiaire elementen noodig had om de Idee aanschouwelijk te maken, zoolang zij zich bediende van de historie, de allegorie of de natuur, was zij inderdaad af-beeldend. Beeldend zelfstandig wordt zij eerst zoodra zij in hare uitingsmiddelen het vermogen bezit een innerlijke realiteit (ontroering, gedachte enz.) in een uiterlijke (zichtbare) realiteit om te zetten.
      Het gaat thans om schilderkunst. De moderne schilderij wil om haar zelfs wille bewonderd worden, evenals een stuk architectuur.
      Het doel der schilderij ligt in de aesthetische, niet in de practische waarde. Wat de menschen voorheen in een schilderij bewonderen, was veeleer de Natuur dan de Kunst. De natuur is voor den kunstenaar niet een voorbeeld, maar behoort tot zijn materiaal, waarvan hij gebruik maakt zooals hem dat goed dunkt. Niet hij dient de natuur, maar de natuur dient hem. Zoodra de menschen de natuur niet herkennen in een schilderij, meenen zij dat de schilderij niet deugt. Dat komt omdat zij gewend waren de natuur als basis der kunst te nemen. Wanneer de menschen om een schilderij van onzen tijd lachen, dan komt dat, omdat ze slechts optisch beschouwen, wat beeldend gezien moet worden. Want, zooals het bij een muziekstuk noodig is, dat men, wil men de beteekenis van het muziekstuk begrijpen, muzikaal moet hooren, zoo is het bij de schilderkunst als Beeldende Kunst noodig, dat men beeldend ziet. Muzikaal hooren is geestelijk hooren, beeldend zien is geestelijk zien.
      Men moet de dingen beschouwen zooals ze gemaakt


[3]


zijn. De schilder, die een beeldend vermogen heeft, ziet op het linnen zijn geest een beeldenden vorm aannemen en wanneer de beschouwer slechts optisch waarneemt, zal hij slechts kleuren en vormen zien, die geen beteekenis voor hem hebben, evenals voor iemand zonder muzikaal gehoor, een symphonie niets anders is, dan een mengelmoes van harde en zachte klanken. Er zijn menschen, die het orgaan voor muziek bezitten en voor wie een symphonie nog iets meer is dan een mengelmoes van klanken. Zoo zijn er ook menschen die het orgaan voor Beeldende Kunst bezitten en voor wie een schilderij nog iets meer is dan een gewirwar van kleuren en vormen. Voor dezulken zullen de hier tentoongestelde werken beteekenis hebben als Beeldende Kunst.

      Een schilderij is een ver-beelding van den geest in vorm en kleur en als zoodanig een zelfstandig organisme. Niet ieder is in staat een schilderij te zien, want niet ieder ziet met Verbeelding. In de zuivere schilderij, — zuiver als beeldende kunst — leidt het herkennen van zekere natuur-objecten van den aesthetischen indruk af.
      Dat deel van een figuur uit een schilderij van Rembrandt b.v., dat afwijkt van den natuurvorm (het model), was het beeldend element. Dit beeldend element was het schilderkunstige, dat zich heeft losgemaakt van de natuur en zich nu manifesteert als zelfstandig beeldende kunst in alle persoonlijke uitingen die de kunst van onzen tijd vormen.

THEO VAN DOESBURG.      


[4]