Pagina:De Duinen en Bosschen van Kennemerland, Van Eeden 1868.djvu/28

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

10

weiland en bosch het reukgras (Anthoxanthum odoratum L.). De geur van dit gras is sterker, grover, en heeft meer overeenkomst met dien van de tonkaboon; doch hij heeft niettemin een groot aandeel aan den indruk van een bosch bij zomeravond. Bij de zware stammen, wier sombere kruinen zich hoog boven ons vereenigen, bij het koeren der houtduif en het verwijderde geruisch van een waterval is de geur van het reukgras even wonderbaar bezielend als die van den thym op het drooge zonnige duin.

Tusschen den thym slingeren zich de kleine akkerwinden (Convolvulus arvensis L.) met hare pijlvormige blaadjes en rozeroode, wit gestreepte bloemen, die als kleine oogen in het gras ons schijnen te vragen, waarom wij de dikke, topzware hyacinthen en de stijve, kakelbonte tulpen toch zoo schoon vinden, of waarom wij het driekleurig viooltje[1] nevens haar minder achten dan de reusachtige, maar eigenlijk wanstaltige pensées in onze tuinen.

De mensch verstoort het evenwigt der natuur uit zucht naar afwisseling, en noemt dit "veredelen." Tot een zekere grens wil de natuur zich ook wel aan de grillen van haar bedorven kind onderwerpen,—doch, zoodra 's menschen invloed ophoudt, herneemt zij ernstig en kalm hare regten. Zij maakt zijn kasteelen tot groene, schilderachtige heuvels; zij slaat van zijn standbeelden de armen en hoofden af; zij herschept alles overeenkomstig den geest van het omringende landschap, en ook het monsterachtige tuinviooltje keert terug tot den ouden, eenvoudigen en waarlijk natuurlijken vorm, dien wij op de duinen ontmoeten. Daar beantwoordt zijn bloem waarlijk aan den liefelijken naam "pensée," terwijl de monsters onzer tuinen eigenlijk het ware karakter der oorspronkelijke plant verloren hebben.

Voor ons ligt een hooge duin, met kalen, blinkenden top en aan de zijden met mos bedekt. In den zomer is dit mos donkergroen of bruin en door de zon verschroeid; in de maanden October en November begint het te herleven,—en, zoodra de strenge winterkoude voorbij is,—dikwijls

  1. Behalve het driekleurig viooltje (Viola tricolor L.), vindt men in de duinen ook de Viola hirta L, en Viola canina L in groot aantal.