11
reeds in Januarij, bedekt het de duinen met jeugdig lentegroen. Het mos is de achterhoede en tevens de voorhoede van den plantengroei, en vormt op de hooge gebergten en in de poolstreken de uiterste grens van het plantenrijk.
Op de dorste plaatsen zijn de mossen het minst talrijk aan soorten, maar des te talrijker aan individu's; zelden dragen ze hier hunne zoo sierlijke, urnachtige vruchtjes. Het meest algemeen zijn de veldkronkeltand (Barbula ruralis hedw.), kenbaar aan zijn weinig vertakte, digt opeengedrongen stengeltjes, wier blaadjes breed, digt bijeen geplaatst, aan den top een rozet vormen, en nu eens goudgeel, dan weder smaragdgroen gekleurd zijn; de graauwe, witbehaarde haarmond (Racomitrium canescens brid.), de haarfijne, fluweelachtige, eenzijdige gaffeltand (Dicranum heteromallum hedw.). Tusschen deze zijn uitgebreide plekken met korstmossen, waaronder het rendiermos (Cladonia rangiferina hoffm.) een eerste plaats inneemt. Ieder kent dit bevallige, fijn vertakte mos, dat, in het najaar licht zeegroen en zacht, in den zomer tot ruwe krakende kussens is ineengeschroeid, welke kussens dikwijls los op het zand liggen of door de konijnen worden losgegraven, en dan door den wind als huppelende ballen worden rondgezweept.—Enkele hellingen zijn als bezaaid met het schotelmos (Patellaria scruposa sommerf.), dat eer het voorkomen heeft van stukken steen of erts, dan van levende en groeiende planten.
Dit ruwe, schrale, krakende duintapijt is met gras en bloemen doorweven, waaronder de gele Hieracium en Picris, verwant aan onze welbekende paardebloem, maar behaard, ruw en zaamgedrongen; het scherpe look (Sedum acre L.), dat met zijn vette, rijkbloeijende zoden geheele hellingen geel kleurt, het gele en witte walstroo (Galium verum en Mollugo), de liefelijk blaauwe berg-jasione (Jasione montana L.), de gele rolklaver (Lotus corniculatus L.), de fijne, blaauwe, witte en rozeroode kruisbloem (Polygala vulgaris L.), het wondkruid (Anthyllis Vulneraria L.), het Jacobs-kruiskruid met ongestraalde bloemen (Senecio Jacobaea L. v. discoideus), het zandrietgras (Carex arenaria L),