Pagina:De Groote Schouburgh Der Nederlantsche Konstschilders En Schilderessen 1718 vol 1.djvu/22

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

Laat geen luiaardv of waan Door gewoonte u kleven aan.

Laat uw leidftar niet ontglippen Uit het oog in volle zee Daar gy dobbert naar de ree.

Myd dees twee gevreesde klippen Daar gy fchipbreuk lyden kont En uw hoop zien gaan te gront.

Die zig in zyn eigen oog

Kleen verbeeld zig nooit bedroog ;

Maar die te ydel zig vermeten Konft en leyding te veritaan , Zullen als 't 'er komt op aan

Schand'lyk toonen niets te weten. Al wie zig op waan betrout Op te zwakken grontfteun bout.

Gader als de nyvre By, Uit deez' letterlekkerny

Voorraad voor de Wintertyden: Of gelyk de Mieren doen , In het prilfte van 't faizoen.

Wil geen moeite of arbeit myden , Voor gy hebt de nuttigheit Tot uw voordeel opgeleit.

Al doende Leert men,

Op