Pagina:De Groote Schouburgh Der Nederlantsche Konstschilders En Schilderessen 1718 vol 1.djvu/34

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

Samuel van Hoogstraten, dat hy zyn Treurspelvan D I E R Y K en D O R O T H E , of de verlossing van Dordrechtaan d'Afgonst opdroeg met deze woorden: Maar indien ik om de gemeene sleur te volgen, gehouden schyn eenig patroon te kiezen, wel aan, ik offer dan deze verzen aan de verwoede en felle tanden van de verhongerde Nydt. Waarlyk een stout bestaan, de Nydt te tergen, en uit te dagen. Wy willen liever zyne onverbeterlyke konstlessen, dan diergelyke stoutheit ten voorbeeld van naarvolging nemen; want de Nyd slaat tyts genoeg, en ongetergt, de klauwen in yders Schriften, als ook de Bedilzuchtigen, zonder dat hun oordeel wort gevergt. Maar wyl ik door dit myn schryven niemant in den wech loop, of schade aanbrenge, maar de gedachtenissen der Konstenaren, tot luister van de Konst, en eer hunner nakomelingen, alleen tracht levendig te houden, wil ik een gewenster lot hopen. En beurt het echter dat de laster my hier over aanklampt, ik zal hem met een taay gedult afkeeren, terwyl ik aan den anderen kant my troost met de hoop, dat de bescheydenen deze myne nutte verhandelingen zullen pryzen, en myn yver dank wyten, als die Myn tydgenooten ten geval, Den vrekken tyd den tyd ontstal. Doch dit alles overgeslagen, wil ik my tot het begin schikken, en den bescheiden Lezer voorstellen: of niet wel voeglyk wezen zal, yders Konstenaars Levensbedryf, daar het van Manderheeft gelaten, op te nemen? Zy zullen met my ja oordeelen; want daar zyn veele Konstschilders, als H E N D R I K G O L T Z I U S , M A -