Pagina:De Groote Schouburgh Der Nederlantsche Konstschilders En Schilderessen 1718 vol 1.djvu/33

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

naar verlangen en reikhalzen onthouden? Neen! De Rede leert my, dat, behulpzaam te wezen tot eens anders nut( waar in het ook wezen mach) zo wel als tot zyn eygen, de keten is, die de menschelyke zamenlevinge schakelt. Hoe lief zou het wezen als alle menschen naar hun vermogen toeleyden tot elks byzonder en algemeen nut: de Konstenaars onderling als een lichaam, en elk der zelve als byzondere deelen, gereed waren om elkander dienst te doen, behulpzaamheit te bewyzen, en dus de Konst op te bouwen! Die alleen voor zig zelfs is(zeit de spreuk) toont dat hy een vrek is. Maar het is te beklagen, dat de waerelt thans hoe langer hoe meer bedorven wort, en door die kwade geaartheit oorzaak is, dat velen die tot nut voor 't algemeen, en den weetlustigen in 't byzonder iets zouden konnen voor den dach brengen, hun pen te ruch houden; om dat zoo ras 'er iets aan 't licht komt, 't zelve straks door spot-en lasterschriften wort gehekelt: een misdryf, dat den grondt leid om alle fraaije wetenschappen te dempen, en voor altyt te smoren. Dus begreep het ook de doorluchtige Ystroomdichter, daar hy zeit: Heeft Scaliger niet Flakkus lier, Zoo goddelyk van klank en zwier, Beschuldigt van vervalschte snaren? En word niet Nasoos eed' le geest Gebrandmerkt, of hy onervaren, Te los, en welig was geweest? Wie zoekt zich dan in 't licht te geven, Word dit die Helden aangewreven? 'T was een vremd begryp van myn meester