Pagina:De Groote Schouburgh Der Nederlantsche Konstschilders En Schilderessen 1718 vol 1.djvu/32

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

gunstigt myn voornemen, en helpt my de dingen door de vergetenheit met duisterheid omzwachtelt, ontwindelen; op dat ik een verklaart gezicht kryge van het duistere: de Konst naar hare waarde, en elk der Konstoeffenaren ten Tooneel brenge, eyndelyk na mynen afgesloofden yver zeggen mag met Horatius: 'K heb een gedachtenis den Volken Voltooit, die 't staal verduuren kan. Maar my dunkt, dat ik van ter zyden hoor zeggen: Waar steekt gy u in? Wat beweegt u ongevergt zulken last op uw schouders te torschen, te waken, terwyl anderen hun rust nemen? en in uwe uitspanningen altyd overkropt met overdenken, ondersoeken en nasporen van dingen, die lang verleden zyn, eyndelyk, u te bekommeren met iets, waar van gy u kond ontslaan; inzonderheit in zulk een eeuw als waar in wy leven, Daar yder voor zig zelven, byna niemant voor een 's anders nut, of voordeel is? en men in dezen bedorven tydt van velen niet alleen weynig danks heeft te wachten voor die moeiten: maar in tegendeel Bedilzuchtigen (daar de spreuk: De beste stuurluy staan aan lant, op toegepast kan worden) op den schryfstyl, opschikking en woordenvoeging (schoon zy van hunne bekwaamheit nooit proef gegeven hebben) zullen vitten en hairklooven. Wat nu gedaan? zal ik dit prysselyke voornemen, dat tot roem der Konstenaren, en tot opbouw der Eedle Konst strekt, om het bedillen van Momus nachtbroedzel, dat het heldere licht van wetenschap in zyn Uylegezicht niet verdragen kan, staken: en het den genen die daar