Pagina:De Groote Schouburgh Der Nederlantsche Konstschilders En Schilderessen 1718 vol 1.djvu/36

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Daar en boven hebben wy deze Konstwebbe doorgaans met leerzame Zinspreuken, en nutte leeringen voor de Schilderjeugt, als ook met verscheiden Redenvoeringen over voorname grontregelen en wezentlyke zaken van de konst, doorweeven: vele duistere Historien, benamingen, en spreekwyzen opgeheldert: der Heydenen Oudtydze gewoonten, en gebruik, omtrent hunne Feesten, wyze der Veeslachtingen, Offerdiensten, en toerustinge der Offerdieren aangeweezen. Als ook mede de gedaanten der Altaaren met hunne versierselen, en Offergereedschappen, uit de oude marmere overgebleven gedenkteekenen, en Roomsche Muntstukken opgedragen, in printverbeeldingen, tot zonderlingen dienst der Leerbegerige Schilderjeugt vertoont, nevens onze Aanmerkingen, en Redenvoeringen over de zelve. Ook de wyze van Strafoeffening, Lykbegravingen, en Zinteekeningen op Standaarden en Leegervaandelen der Hebreeuse, Grieksche en Romeinsche Volken, welke oulings in gebruik waren. Wy vertoonen ook in print verscheide Beeltenissen van d'aloude Waereltvorsten, als Antiochus Epifanes, Filippus van Macedonien, Alexander den Grooten, &c. ook Filosofen, inzonderheid welker bedryven het penceel en de teekenpen stoffe geven tot verbeeldingen; om de ware beeltenissen, in stee van verdichte in het tafereelwerk te konnen gebruiken, die wy alle gevolgt hebben naar hunne Medalien, en marmere Kopstukken, welke voor egte bestempelingen in de Konstkabinetten opgesloten en bewaart worden. Al het welke wy tusschen de bedryven zullen invoegen; om den Lezer door die veranderinge (even als de aanschouwers der Tooneelen, by tusschenpoozen, door het snarenspel vermaakt worden) te verlustigen.