betrekking tot de schilderkunst als beeldende kunst, in een stadium verkeert van Gothische verwildering. Het begrip Vorm in de Schilderkunst, is nog immer geassocieerd met de natuurvormen als b.v. naakte lichamen van menschen, dier- en plantvormen, enz. Daarin schuilt wellicht de fout, dat met betrekking tot het begrip Vorm, een invretende verwarring bestaat.
De Vormen in hun zuiversten staat zijn de mathematische. Deze spreken voor zich zelve, omdat zij een inhoud hebben. Die inhoud is de Ruimte, en omdat de Beeldende kunst onder elken vorm, in de eerste plaats met de Ruimte te maken heeft zijn de mathematische vormen de het meest voor de hand liggende.
Andere vormen zijn er niet. Noch de Grieksche Beeldhouwkunst, noch de Romaansche Bouwkunst, noch de Hindoesche Kunst kende inderdaad andere, en wanneer de kunstenaars deze vormen niet met hun geest bevruchtten en bezielden, dan komt dat wijl de menschheid voor de uitdrukking van het universum een natuurlijke voorstelling noodig had.
Door deze „voorstelling” nu is het begrip van den Vorm in Schilder- en Beeldhouwkunst ontaard en ten slotte gansch verwilderd.
Het Kubisme eindelijk tracht met de rein-beeldende vormen die aanraking met het „goddelijke” te veroorzaken, welke voorheen werd teweeggebracht door de afbeelding van natuurlijke of geïdealiseerde lichamen van menschen, dieren en planten. De geheele schilder-kultuur heeft deze restauratie van den Vorm voorbereid en in de hand gewerkt. De kubist erkent de vormen en past ze toe.
De verschillende kunstuitingen: Kubisme, Futurisme, Expressionisme enz., zijn slechts verschillende vormen van één nieuw beeldend bewustzijn. Ze behooren alle als één geheel tot de Kunst van onzen tijd en hebben alle hun aandeel aan den stijl, die voor ons ligt en waarin wij onmerkbaar overgaan: den monumentaal-beeldenden stijl, die slechts hierin van den middeleeuwschen zal verschillen, dat het bewustzijn van het wezen van het Universum of God den Vader, een anderen vorm voortbrengt, — zoo men wil een „abstrakten” of „rein-geestelijken” – om de menschheid door schoonheid te ontroeren en te verbinden.
De moderne schilderij wordt ons in twee vormen aangeboden: in gebonden en ongebonden vorm. De gebonden vorm (Picasso) ontstaat uit redelijk-kompositorische overweging, de ongebonden vorm (Kandinsky) uit spontane impuls. De beide elementen zijn hoewel minder positief-geakcentueerd in de ontwikkelingsgeschiedenis der schilderkunst, in de traditie, voorhanden. Deze twee voorname uitgangsmanieren wijzen op twee stijlmogelijkheden : de mathematische en de vrije. Beide kunnen voor onzen tijd als nieuw beschouwd worden: hun essentieel beginsel is hetzelfde. Zoowel met betrekking tot den ongebonden lyrischen of vrijen stijl, als ten opzichte van den gebonden of mathematischen stijl, bestaat het gevaar der verwording. Met deze verwording wordt bedoeld in het eerste geval een overhellen naar de oogenblikkelijke ingeving, waaruit alle mogelijke misgewassen kunnen voorlkomen, dingen die door z.g.n. hoogere ingeving of langs „mediamieken” weg gemaakt, den schijn maar niet het wezen van kunstwerken hebben, en in het tweede geval het ziellooze, dekoratieve ornament.
Kandinsky die het evenwicht tusschen deze twee geestes-bewegingen in de schilderkunst in zijn „Komposition 6” vond, helt in zijn laatste minder abstrakt-romantische werken naar den gebonden (overwogen, gekonstrueerden) stijl over. Aan het einde van zijn werkje „Uber das Geistige in der Kunst”, zegt hij: „Zum Schlusz möchte ich bemerken, dasz meiner Ansicht nach, wir der Zeit der bewussten, vernüftigen Kompositionellen immer näher rücken, dasz der Maler bald stolz sein wird seine Werke konstructiv erklären zu können (im Gegensatz zu den reinen Impressionisten, die darauf stolz waren, dasz sie nichts erklären konnten), dasz wir schon jetz die Zeit des zweckmässigen Schaffens vor uns haben.....”
Met de kubisten begon dit bewust konstrueeren een vasten vorm aan te nemen. De esthetische uitbuiting van een gegeven leidde tot het besef, dat de ontroering op een geheel andere wijze en met geheel andere middelen, dan die welke de z.g. stemmingskunstenaars aanwendden, aanschouwelijk gemaakt kan worden. Door het immaterialiseeren van een materieel gegeven, ontstaat niet alleen uit den materieelen vorm een beeldende, maar wint de schilderkunst ook aan moreele kracht. Deze moreele kracht maakt de moderne kunst belangrijker dan de traditioneele schilderkunst. In deze werd de moreele kracht in de voorstelling gevonden. In de moderne kunst is de moreele kracht in den beeldende vorm vervat, omdat Idee en Vorm volledig één zijn. Nog een oorzaak waardoor deze moreele kracht in de schilderkunst, is het plaats maken van het Bizondere (nationale, naturalistische enz.) voor het Algemeene. De vernietiging der uiterlijke schoonheid maakte de direkte aanvoeling met de innerlijke of universeele schoonheid, thans aan de orde, mogelijk.