Pagina:De Hollandsche Revue vol 024 no 008 Van natuur tot kompositie.pdf/5

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

VOORSTUDIE VOOR KOMPOSITIE 16.

(Theo van Doesburg).

(afb. 5)


in een dergelijke schilderij al kompositie gaat zien en niet (enkel) natuurlijk geval, zal hij als hoofdstand het verticale in de figuur kunnen waarnemen, waartegen – om dezen domineerenden stand te breken – de horizontaliteit van den schoorsteenmantel (rechts) sterk overdreven is. Voorts zal hij de vlakken der schoorsteen (rechts boven) beantwoord zien door het omgekeerd staande schilderdoek, links onder; de opening onder den schoorsteen (rechts-onder) door het gedeelte van een schilderij in den linker bovenhoek. Zoo is er in deze kompositie reeds naar gestreefd aan die eenige en groote kunstwet van evenwichtige verhouding, door opheffing van stand en maat, binnen de perken van het natuurlijk geval, te gehoorzamen. Er kon echter geen volstrekt kunstwerk ontstaan omdat de uitdrukking niet geheel op de wijze der kunst plaats had.

De natuur als geheel is harmonisch. Daar wij echter van haar altijd maar een fragment waarnemem, is dat fragment altijd onharmonisch, d.i. zonder bepaalde evenwichtigheid.

Het is de taak van den schilder uit het kleine stukje, dat in zijn optisch waarnemingsveld ligt, ons, door de aesthetische ervaring daarvan, weer de harmonie van het Geheel terug te geven en wel met de middelen van zijn kunst.

Het verschil tusschen de oude en de nieuwe kunstuiting bestaat juist daarin, dat de eerste het gevolg was van het zien van een deel in het geheel, terwijl de tweede het gevolg is van het zien van het geheel in een deel. Dit „geheel” moeten wij natuurlijk niet „materieel” verstaan, niet volgens de ontelbare uiterlijke verschijningen, niet concreet, maar abstract, volgens die eene wet die deze uiterlijke verschijningen beheerscht: de wet van oneindige harmonie door voortdurende opheffing van het een door het ander. Met het bovenstaande is dunkt mij genoegzaam verklaard waarom het plaatselijk geval in een werk, dat de bedoeling heeft het ware op de wijze van het schoone tot uitdrukking te brengen, noodzakelijk storend moet werken en een zuiver-aesthetischen indruk geheel onmogelijk maakt.

We kunnen nu in de verdere ontwikkeling van deze schilderij zien, hoe het plaatselijk geval eenerzijds wordt gedestructiveerd, anderzijds in de abstracte beelding wordt gereconstrueerd. In fig. 3 wordt het accidenteele (de bizondere détails) meer losgelaten. Kleur en vorm worden tot meerdere bepaaldheid gesteld. Het psychisch moment, dat in fig. 2 voornamelijk in het gelaat tot uitdrukking kwam, gaat zich


VOORSTUDIE VOOR KOMPOSITIE 16.

(Theo van Doesburg).

(afb 6)