Naar inhoud springen

Pagina:De Katholieke Illustratie vol 001.pdf/41

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

30

audiënties gebruikelijk is, en begaf zich naar den troon in het midden der zaal. Nogmaals steeg een daverende juichtoon op, en men kon zien, dat de groote Pius tot tranen toe bewogen was toen hij zich te midden zijner getrouwe zonen bevond, want het was hem in het eerste oogenblik niet mogelijk een woord uit te brengen. Eerst na eenige sekonden begon hij een Latijnsche toespraak. Zijne stem beefde van de aandoening, welke hem overstelpte, doch hij had weldra zijne kalmte terug gekregen, en nu kaatste als gewoonlijk elk woord op het marmer der zaal terug en weerklonk in de harten der aanwezigen om nimmer te worden uitgewischt.

De Paus sprak over de pligten van de geestelijkheid in het algemeen en die des zielzorgers in het bijzonder. Hij spoorde allen aan om ijverig te zijn in het gebed, opdat de vijanden der Kerk haar niet als een dienstmaagd uit het eigen huis verjagen. Hij eindigde met te betuigen hoe gaarne hij ieder in het bijzonder wenschte te zien en te spreken. „Doch — zeide hij,” — en toen bewoog zich om zijn mond de eigenaardige glimlach, dien men alleen op het gelaat van Pius IX kan zien — „hoe zou dat mogelijk zijn?”Doch — en hij strekte de armen uit, als wilde hij allen te gelijk omvatte — zijn zegen wilde hij aan allen mededeelen en ook aan hen, die aan hunne zorgen waren toevertrouwd; en in het volle bewustzijn zijner hooge zending sprak hij zijn apostolischen zegen uit. Amen! donderde het plegtig in de zaal. Moge God dien zegen doen gedeijen; want hij zal zich over een groot gedeelte van den aardbodem verspreiden. Tien duizend zijner getrouwe zonen in het priester-ambt had Pius nog nooit om zich heen gezien; en het waren geen Romeinen of slechts weinige Italianen; het waren Franschen, Spanjaarden, Duitschers, Nederlanders, Belgen, Hongaren, Slawen van verschillende stammen, Engelschen, Amerikanen, Aziaten en Afrikanen, — in één woord de zigtbare, strijdende kerk stond voor Pius IX!

Nog langen tijd na deze merkwaardige audiëntie wemelde het op het, St. Pietersplein van priesters.


Rome, 28 Junij.

De groote dag nadert. De St. Pieterskerk staat daar in haar vollen feesttooi als een bruid, die haar bruidegom verbeidt. De architekt Cavaliere Fontana heeft de geheel naar zijn goed doordacht plan uitgevoerd. Het is een ongewoon moeijelijke taak om in dit gebouw, welks afmetingen geheel buiten onze gewone berekeningen gaan, voorwerpen te brengen, die niet storend zijn met de voortreffelijke vormen. Van den juisten grondslag uitgaande, dat hier de triomf des Christendoms moest worden voorgesteld, heeft Fontana getracht zijne versierselen zoodanig aan te brengen, dat zelfs de minder ontwikkelden in staat zijn de beteekenis van het feest te vatten en daardoor den waren indruk er van te bekomen. Daarom vindt men dan ook aan den ingang van het gebouw drie reusachtige standaards met tafereelen, die het dubbele feest, het eeuwfeest der Apostelen en de kanonisatie der 25 dienaren Gods, voorstellen. In de vestibule ziet men zeven afbeeldingen, en wanneer men den tempel binnen treedt, vindt men in het presbyterium banieren met tafereelen uit het leven van genoemde heiligen. Aan beide zijden hangen rijke draperiën van roode zijde met gouden sterren en kostbare franje. Tegenover het altaar der Belijdenis verheft zich een groot schilderstuk, waarop Christus is afgebeeld, de sleutels des Hemels aan den H. Petrus gevende, omlijst door een krans van stralend licht.

Ik zal u niet al de bijzonderheden der versiering mededeelen, want men kan zich daarvan toch geen denkbeeld maken, zonder het te hebben gezien. De totaal-indruk er, van is grootsch en verheven; doch dii neemt niet weg dat er enkele partijen bij zijn, die getuigen dat men niet altijd in staat is eener schoone gedachte vorm en gedaante te geven.

Het feest is eigenlijk reeds heden begonnen. Ten elf ure vereenigden zich het kapittel en de gansche geestelijkheid der baziliek tot het bijwonen van eene buitengewone plegtigheid. De eigenlijke zetel van den H. Petrus, een eenvoudige, Oud-Romeinsche stoel van hout, met zilver en ivoor ingelegd, die sedert Paus Alexander VII en dus in twee honderd jaren niet meer openlijk aan het volk vertoond is, werd in eene plegtige processie van hare plaats naar eene kapel gedragen, alwaar hij zeven dagen ten toon gesteld zal worden. Hij werd door vier domheeren in rijk gewaad gedragen op eene kostbare baar, gedekt met een met goud doorwerkt kleed, terwijl de vier kwasten aan de hoeken door vier bisschoppen in pontifikaal werden vastgehouden. Dit verheven gedenkstuk werd omgeven door brandende kaarsen.

Des namiddags had een plegtige Vesper plaats. Toen de H. Vader, gedragen in de Sedia Gestatoria, in St. Pieter verscheen, gaf de vreugde der aanwezigen zich weder in een donderend evviva lucht, wat echter op dat oogenblik bij die verheven plegtigheid een piinlijken indruk maakte en dan ook verder belet werd, toen de H. Vader het altaar der Belijdenis naderde. De tribune der diplomaten was zeer spaarzaam bezet, die der monarchen ledig. Voor het overige was de kerk geheel gevuld. De Paus intoneerde met krachtige stem de antiphonen, welke door de pauselijke kapel werden voortgezet. Deze godsdienstoefening werd door schier alle vreemde bisschoppen en al de kardinalen bijgewoond.

Toen de plegtigheid geëindigd was, begon men reeds aan de illuminatie van het St. Pieters-plein en der basiliek. Men heeft daarvoor niet minder dan 4400 zoogenaamde Venetiaansche lantaarns gebruikt; telt men hierbij de vetpotten aan de kolonnaden, dan komt men minstens tot een getal van 5000 lichten. Naar ik vermeen waren er 360 personen voor het aansteken noodig. Het was zeer te bejammeren, dat een sterke noordewind nadeelig op de verlichting werkte. Men schat, het getal menschen, dat zich op het plein van St. Pieter bewoog, op 50,000.

Zóó viert Rome den vooravond van het groote feest.


Rome, 29 Junij.

Het, gaat mij heden als de Cavaliere Fontana met een gedeelte van zijne versiering: wat in mijn gemoed omgaat kan ik niet geheel zoo weêrgeven als ik wel zou wenschen. Het groote feest is voorbij; ik heb alles bijgewoond, en de indruk heeft mijne verwachting ver overtroffen, maar nu ik met de pen in de hand zit, willen de woorden niet zoo gemakkelijk vloeijen als gewoonlijk. Wat, kan men ook na zulk een gebeurtenis verhalen! Nedervallen in het stof en God danken voor den rijkdom Zijner genade en goedheid, voor het geluk van bij zulk een heilige verrigting tegenwoordig te mogen zijn — kan men iets anders doen?

Verwacht daarom niet van mij dat ik eene poging zal aanwenden om de gewaarwordingen te schetsen, welke mij hebben bezield en nog bezielen; ik wil alleen trachten u een verslag te geven van de plegtigheden, zoo als die op de rij af hebben plaats gehad.

Het, feest begon ten zeven ure, doch reeds ten vier ure was een ontzaggelijke menigte de St. Pieterskerk binnengestroomd, en toen het zes ure geworden was, waren behalve de kerk ook de ruime portalen, het plein en de nabijgelegene straten met menschen gevuld. Schier alle natiën vond men op die geheiligde plek vereenigd.

De processie nam ten zeven ure in de Sixtijnsche kapel een aanvang. Nadat de H. Vader met, de plegtgewaden en gewijde versierselen bekleed was en het Ave maris stella had aangeheven, zette de stoet zich in beweging. Zij werd geopend door de verschillende kloosterorden en de reguliere kanunniken met hunne banieren, voorafgegaan door de kweekelingen van het weeshuis en gevolgd door het kruis der wereldlijke geestelijkheid en de leerlingen uit de talrijke gestichten voor opvoeding van Rome, dan de leden van de H. Kongregatie der ritussen, de konsulenten, de prelaten en de prokureurs en advokaten in het pleidooi der gelukzaligen en heiligen.

Daarna zag men in de volgende orde:

de zeven banieren der gelukzaligen, wier heiligverklaring zou worden uitgesproken. Zij werden gedragen door leden van verschillende kongregatién. De vijfde banier was die van den gelukzaligen Nicolaus Piek en zijne gezellen, martelaars van Gorkum. De koorden dezer banier werden vastgehouden door afstammelingen uit de geslachten der martelaren. Wat moet in de harten dier mannen niet zijn omgegaan!

Voorts verscheidene hooggeplaatste geestelijke ambtenaren en leden der geeslijkheid van Rome, het personeel van de pauselijke kapel, der verschillende kollegiën, van de prelaturen enz. enz. Bij deze groep bevonden zich ook de dragers der pauselijke insigniën, de tiara en de mijter; een auditeur der Rota, dragende het pauselijke kruis; deze was omringd door zeven akolyten met kaarsen en voorafgaan door een prelaat met het wierookvat; vervolgens de biechtvaders van het Vatikaan in kasuifels, de abten Nullius en de abten-generaal in koorkappen met linnen mijters op.

Hierna kwamen de bisschoppen, aartsbisschoppen en patriarchen der verschillende ritussen ten getale van ruim 450; die van den latijnschen ritus droegen koorkappen met; goud gestikt en linnen mijters, die der Oostersche ritussen hunne eigenaardige gewaden. Zij gingen twee aan twee, de latijnsche patriarchen, aartsbisschoppen en bisschoppen naast de Grieksche, Armenische, Syrische, Chaldeeuwsche, Maronitische en Koptische kerkelijke hoogwaardigheids-bekleeders van denzelfden rang.

Na dezen stoet vertoonden zich de kardinaals-diaken in dalmatiek, de kardinaals-priester in kasuifcl en de kardinaals-bisschop in koorkap.

De konservatoren en de senator van Rome, de prins-assistent bij den troon, de vice-kamerling der H. Kerk, twee auditeurs der Rota, verscheidene kardinaals en de twee eerste ceremoniemeesters; te zamen het personeel, genaamd de Custodia Pontificis, was om den Paus geschaard. De H. Vader werd onder een troonhemel gedragen op de Sedia Gestatoria met den mijter op het hoofd, met den pauselijken mantel omhangen. In zijn linkerhand, welke door een zijden met goud omzoomden sluijer bedekt, was, droeg hij een brandende waskaars, terwijl hij met, de regterhand het neêrgeknielde volk zegende. Achter zijne Heiligheid werd de optogt gesloten door den auditeur-generaal, de Kamer, de schatmeester-generaal, de Majordomus, het personeel van het kollegie der apostolische protonotarissen en de generaals der orden. De processie is dwars over het plein gegaan en zoo de basiliek binnengetreden. Het was toen omstreeks half negen ure geworden.

De koning van Napels, zijn broeder, de koningin weduwe, de infante Maria Isabella van Portugal vertegenwoordigden de gekroonde hoofden, de hier residerende ministers, in groot gala, de vreemde Katholieke en Protestantsche hoven.

Nadat de H. Vader zijn draagzetel had verlaten, aanbad hij eenige oogenblikken het H. Sakrament en begaf zich toen naar zijn troon, die onder den Stoel van St. Pieter was opgerigt. De kardinaal-prokureur der kanonisatie naderde nu den H. Vader en verzocht hem driemalen met klimmenden drang de heiligverklaring uit te spreken. De eerste maal antwoordde de Paus, dat de goddelijke verlichting gevraagd moest worden; de tweede maal werd de Veni Creator gezongen; na de derde maal sprak de Paus met den mijter op het hoofd en op zijn troon gezeten als leeraar en meester der algemeene Kerk de heiligverklaring uit.

Toen ontdeed de H. Vader zich van zijn mijter en hief met krachtige stem den Te Deun aan.

Welk een plegtig, ontzagwekkend oogenblik! De trompetten schalden; de klokken van het Vatikaan verkondigden aan al de andere klokken der heilige stad, die onmiddellijk instemden, dat de kanonisatie volbragt was, en de kanonnen op den Engelenburg verspreidden die mare heinde en ver. O, mogten zij vrede verkondigen, die klokken, aan Rome en aan de Kerk. En dat plegtige gelui had plaats ter verheerlijking van onze hooggevierde Gorkumsche Martelaren! Wat toen in mij omging gaat boven alle beschrijving; doch ik bad God dat Hij ons geliefd Nederland mogt zegenen om de verdienste van het bloed zijner moedige zonen.

U, o God! loven wij;
U, o Heer! prijzen wij.
U, eeuwige Vader vereert de gansche aarde.
Heilig, heilig, heilig, is de Heer, God der Heerscharen!
Ontferm U onzer, o Heer! ontferm onzer.

Laat ons o Heer! uwe barmhartigheid ontwaren, gelijk wij op U vertrouwd hebben.

Plechtig weêrklinken die woorden door de hooge tempelbogen. Niet een was er onder die tallooze menigte, uit alle werelddeelen bijeengekomen, van het zengende Afrika tot den kouden noordpool, die deze woorden niet verstond. Wat zijt gij schoon in uwe eenheid, o Kerk van Christus!