Pagina:De Levende Natuur - vol. 001 (1896).pdf/12

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
4
DE LEVENDE NATUUR

eens goed aan; merkt ge niet dat het u wat te zeggen heeft?

Dat klokje wil u, die het verzorgt, en 't beschermt tegen droogte of late vorst, zoo gaarne tot belooning zijn levensgeschiedenis vertellen; en die zal het u zeker nog liever maken, dan het u op het oogenblik al is om zijn eenvoudige schoonheid en niet minder om &le blijde hoop op de kostelijke dagen, die het aankondigt met zacht getingel, hoorbaar alleen voor hem die, zacht van gemoed, gewoon is te luisteren naar de stemmen der natuur.

Ongelukkig kan het niet praten; laat mij u daarom in zijn plaats er iets van vertellen; dan leert ge meteen zijn bloementaal verstaan en dan vertelt liet u een volgend jaar zelf nog meer er hij. Zie deze heele bloempot vol (wel tien plantjes staan er in te bloeien) waren in September nog bolletjes, die ik bij een bollenhandelaar had besteld, voor een cent ongeveer per stuk. Ze schenen dor en droog en dood; liet leven sluimerde binnen de witte, binnenste uienschillen, die als spijskast dienden, en die zelf tegen te veel vocht en vraatzuchtige insecten werden beschermd door een taaie droge, bruine schil; en bovendien nog door een eigenaardige geur en scherpe vochten. De insecten en de wormen hel)ben alle bolletjes dan ook ongedeerd gelaten.

Een dik knopje, in een wit dun vliesje geborgen, kwam al spoedig boven de aarde. (fig. 1).

Het scheurde al in Januari; twee groene blaadjes met witte puntjes kwamen de wereld in kijken, om te zien of de zon al hooger klom, en naar binnen te waarschuwen als het tijd zou zijn voor de bloemknop, om te voorschijn te komen. Februari: de bloemknop is verschenene tusschen de twee smalle bladeren, die gewillig wat uitwijken om plaats te maken. (fig. 2).


missing fig. 3. Doorschijnend sneu iw-klokje, even v66ur het ontluiken.


Een vreemd gevormde bloemknop, niet waar? Steil omhoog staat hij op zijn korte stengel: en hij is al wit met een groen bandje aan weerszijden. Neen, wat ge ziet, is eigenlijk de bloemknop niet, dat is alweer een wit kleedje, dat de bloem, die er in zit, nog beschermt tegen te felle koude en droogte. Nog een paar dagen en (le bloemknop schemert door het vliesje heen; het steeltje is gekromd en het klokje staat rechtop. (fig. 3).

Over een week of wat als de stengel wat opgeschoten is en (le zachte, vochtige lentewind de bloem doet zwellen, zal (lat vliesje scheuren, de groene bandjes houden het stijf omhoog, maar de bloem zelf dringt er zijwaarts uit en laat zijn kopje hangen.

Hij opent zich nog niet; straks, om een uur of tien als (Ie zon door de volken breekt, zal hij zich laten zien, zooals hij eigenlijk is; die drie heerlijke witte bloemblaadjes, die elkaar nu nog zoo stijf omklemmen, schuiven uiteen, en laten het binnenste witte, uitgeschulpte klokje met de drie groene boogjes er op, door het zonlicht beschijnen.

Lang blijft het niet wakker; het is een kindje van de zon; als die tegen twee of drie uur zijn warmte wat minder doet gevoelen, dan gaat ook het sneeuwklokje slapen tot de volgende mor,gen en het mooie weer het opnieuw komen wekken.


Fig. 4. Slapend klokje.


Als ge het klokje goed wilt bekijken, moet ge er dus tusschen tien en twee bij zijn. Dan ziet ge wellicht meteen dat liet sierlijk bloempje, ook nog andere dan menschen pogen trekt, dat er ook nog andere bloemenvrienden zijn.

Dan komen de bijen eens kijken; de bijen, die ook al door de zoele lente-lucht uit de korf naar buiten zijn gelokt; zij feliciteeren op hun manier, met blij gegons, de mooie vroegeling met de lente en met de gelukkig doorstane winter; ze gaan er na de eerste kennismaking heel familiair mee om.

„Heb je wat honig voor me? Ik heb bepaald honger geleden in de laatste dagen, de voorraad was schoon op, en ik heb vandaag nog maar heel weinig bloemen kunnen vinden; ik ben blij dat ik je al wakker aantref."

„Ja, ik ben goed voorzien, maar je moet de honig zelf zoeken, reken er op dat hij goed verstopt is; alleen als je een heel knappe bij bent, kun je hem vinden.”

„O, wacht eens, dat reken ik gauw genoeg uit. Dat groene figuurtje daar beteekent vast en zeker, dat ik in het