LETTEREN EN KUNST.
DE UITVAART VAN D’INDY.
ZIJN PLOTSELING VERSCHEIDEN.
„Wanneer dit werk gereed is, zal ik er niet meer zijn”.
Onze correspondent te Parijs schrijft ons:
De uitvaartplechtigheid voor Vincent d’Indy is zeer indrukwekkend geweest, juist door den eenvoud, die de ware belangstelling tot haar recht deed komen. De St. Franciscus Xaveriuskerk kon met geen mogelijkheid alle degenen bevatten, die waren opgekomen, vooral daar de professoren, de leerlingen en oud-leerlingen van de Schola Cantorum vrijwel zonder uitzondering waren verschenen om den grooten meester een laatste hulde te brengen. Zij hadden aan den voet der baar een zeer groot palmenkruis gelegd met als eenig opschrift: „O, Kruis, onze eenige hoop.”
Ook bekende persoonlijkheden uit de Parijsche muziekwereld, waaronder de belangrijkste componisten, koor- en orkestmeesters, en tal van Katholieke letterkundigen en kunstenaars, hebben het stoffelijk overschot van d’Indy naar het kerkhof van Montparnasse willen geleiden.
Tijdens de H. Mis van Requiem werden door de Schola Cantorum de Profundus, en de Kyrie, Sanctus en Agnus Dei van Vittoria’s Mis „quarti toni” uitgevoerd, terwijl de Requim en de Libera in het Gregoriaansch werden gezongen.
Alvorens tot het uitdragen werd overgegaan zong de Schola het ontroerende „O, Sainte Croix” uit „La Légende de St. Christophe” van den betreurden meester, waarna de bekende organist van de basiliek Ste Clotilde, de heer Tournemire motetten van d’Inyd speelde.
Daar d’Indy groot-officier van het Legioen van Eer was, werden bij het verlaten der kerk de militaire eerbewijzen gebracht door detachementen van de Parijsche troepen. Eerbewijs was wel het minst wat d’Indy tijdens zijn leven gezocht had. Toen men hem vroeg zich candidaat te stellen voor het Instituut de France, waartoe hij meermalen, doch steeds vergeefs werd aangezocht, antwoordde hij: „Waarom voor mij die plaats. Er zijn er zooveel anderen, die ge er een genoegen mee kunt doen.”
d’Indy was tertiaris. Bij de hulde aan zijn kunstenaarschap gebracht heeft men dan ook geen oogenblik den voorbeeldigen mensch kunnen vergeten en de herdenkingsredevoeringen aan de groeve namens de „Schola”, namens de oud-leerlingen van Sésar Franck, en namens verschillende muziek-genootschappen uitgesproken, waren zeer ontroerend.
* * *
Omtrent het plotseling verscheiden van Vincent d’Indy vernemen wij nog, dat de meester verleden week de „Schola” voor eenige dagen verlaten had, aangezien hij zich een weinig vermoeid gevoelde. Verschillende professoren gaven hem den raad, gezien zijn hoogen ouderdom, tot na de feestdagen rust te nemen. Thuis gekomen nam hij wel een weinig rust, doch bleef toch aan den arbeid om de laatste hand te leggen aan een studie over den Parsifal, waarvan het manuscript door hem was aangevangen met de bekende woorden van Wagner: „Wanneer dit werk gereed is, zal ik niet meer zijn.”
Op den sterfdag had Vincent d’Indy eerder den indruk gemaakt dat de vermoeinis week, maar mevrouw d’Indy was toch bij hem blijven waken. In den nacht wilde d’Indy opstaan en zijn echtgenoote ging een verpleegster waarschuwen in een naastgelegen kamer. Terugkeerend in de ziekenkamer vond zij haar man neergestort en zonder teeken van leven. De getelefoneerde geneesheer kon slechts den dood constateeren.
RESIDENTIEORKEST.
Werk van H. Andriessen.
Onze Haagsche muziekreferent schrijft ons:
Wij kunnen heel goed begrijpen, dat de middagconcerten van het Residentieorkest zich langzamerhand zelf ontvolken, want het eindeloos herhalen van dezelfde muziek, het hopeloos in een bepaald kringetje ronddraaien, drukt de belangstelling zeker bij het jongere geslacht luisteraars, weg.
Heeft men alle repetities noodig voor een concert van Beethoven, of voor de Danse macabre van Saint Saens, of misschien voor de Marche hongroise van Berlioz, die een merkwaardig conflict tusschen dirigent Dr. van Anrooy en zijn orkest te zien gaf? Bij de uitvoering daarvan toch trachtte de dirigent vergeefs er het tempo in te houden. Zoo zijn er meer symptomen, dat het muzikaal niet alles botertje tot op den boom is bij dit ensemble. De spanning kan hier nu eenmaal niet komen van de directie van. Dr. van Anrooy; daartoe mist deze bekwame instructeur nu eenmaal de figuur. Veeleer moet de spanning hier groeien uit de mate van voorbereidende studie.
Men zal onmiddellijk kunnen aanvoeren: en de symphonie van Hendrik Andriessen dan, die ook hedenmiddag werd uitgevoerd? Zeker, dit was ten zeerste verdienstelijk, maar zoo groot waren de moeilijkheden niet aan de uitvoering van dit werk verbonden. Het werk van Andriessen heeft veel hoedanigheden die getuigen van de kunde en de inspiratieve kracht van den componist. Het volgt de impressionistische richting, heeft mooi geinspireerde deelen naast fragmenten van inzinking. Het roept nog al eens herinneringen op aan de laatromantici als Rimsky en Mahler. Wat wij bij het eerste hooren nog missen is het inzicht in het verband, de groote greep die toch een symphonie behoort samen te vatten. Imposant is zeker wel het slot. Tweemaal moest de componist komen danken voor het applaus. Dr. van Anrooy deed het werk, voor zoover na te gaan, zeer goed uitvoeren.
Nog een ontdekking kon men gistermiddag doen in den pianist Rudolf Serkin, die het vijfde concert van Beethoven speelde, niet langs afgetreden wegen, doch frisch en spontaan, met een prachtig toucher, een beheerschte techniek en vooral met een brio dat even eerlijk was als evenwichtig. Zoo groeide het mooie werk uit als een muzikale phalanx, aan alle kanten hecht en sterk. Wij zijn zeer verlangend naar het recital van dezen pianist. Vermeld dient nog te worden dat Sam Swaap zijn solo in de Danse macabre met veel entrain en succes speelde.
NIEUWE DUITSCHE BOEKEN.
Activiteit van de Katholieke uitgevers.
Van tijd tot tijd doen de Duitsche uitgevers in de bladen mededeeling van hun plannen voor de komende maanden. Uit een dergelijk communiqué van Herder blijkt, dat men daar in Freiburg geenszins bij de pakken neerzit. Op de eerste plaats zal men verder arbeiden aan de groote seriewerken, die daar ondernomen zijn en waartoe Pastor’s „Geschichte der Päpste” behoort en een viertal encyclopedieën, met de z.g. „Grosze Herder” voorop. Verder zullen verschijnen het tweede deel der gedenkschriften van Dom Willibrord Verkade O.S.B. „Der Antrieb ins Volkommene” en de volgende werken van belletristischen aard: Anna Richli, „Im Vorraum der Zukunft”; Stephan Berghoff, „Von Stromern und Vagabunden”; Johannes Kirschweng, „Auffgehellte Nacht” en Heinrich Mohr, „Alhier verkauft man Weisheit”. Bijzonder actueel zijn de meer beschouwende en essayistische werken zooals: Peter Drehen, „Leben und Gegenwart”; Linus Bopp, „Wir sind die Zelf”; Waldemar Gurtan, „Der Bolschewismus”, Kardinaal Faulhaber, „Rufende Etimmen” en Peter Lippert „Vom guten Menschen. Onder de jeugdlectuur wordt een boekje „Bubenkönig” van Peter Dörfler genoemd.
Kösel & Pustet te München publiceeren, zooals men weet, een „Bibliothek der Kirchenväter”, waarvan de eerste reeks werd beëindigd. Daarop verscheen de bekendmaking, dat de uitgave wegens de slechte tijden zou worden gestaakt. De firma is echter gedeeltelijk op haar besluit teruggekomen en zal toch nog een nieuwe serie van 18 deelen in het licht geven met althans de belangrijkste nog niet opgenomen geschriften der kerkvaders.
POESJKIN.
De Academie van Wetenschappen te Moskou heeft de bestudeering van de onlangs gevonden manuscripten van Poesjkin voltooid. Uit dit onderzoek blijkt thans overtuigend, dat Poesjkin de auteur is geweest van een aantal gedichten, waarvan de schrijver tot dusverre onbekend was gebleven. De bundel dezer verzamelde gedichten zal worden uitgegeven onder redactie van Loenatsjarski.