Pagina:De Maasbode vol 064 no 24049 Avondblad LETTEREN EN KUNST.djvu/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

CENTRAAL MUSEUM TE UTRECHT


Nieuwe aanwinsten.

Het Centraal Museum te Utrecht heeft eenige aanwinsten te boeken die de moeite van het vermelden waard zijn.
Een bijzonder fraai bruikleen vormen de portretten van Pieter Bicker, een Amsterdamsch zeepzieder, brouwer en muntmeester uit de 16e eeuw, en van zijn echtgenoote Anna Codde. Het zijn meesterlijk geschilderde beeltenissen, ontstaan in 1529, en die tot voor kort vrij algemeen aan Jan van Scorel werden toegeschreven. Ze hangen dan ook in de zaal waar diens Jeruzalemsbroeders prijken; maar in laatsten tijd helt men over tot de meening, dat deze portretten niet zijn van Jan van Scorel, maar van diens tijdgenoot Jacob Nobel, die eveneens te Utrecht werkte en wiens leven viel tusschen de jaren 1497 en 1573. Eveneens een bruikleen is een schilderij van een anderen Utrechtschen meester: „De Aanbidding der Herders” van Abraham Bloemaert, een van zijn vroege werken, dat omstreeks 1600 moet zijn ontstaan. Van Jan van Bijlert, wiens „Marketenster” we in ’t Centraal Museum al langer bewonderd hebben, kwam er in bruikleen een „Fluitspelende Herder” bij. Aangekocht werd een fraai stilleven van J. H. van Zuylen, ’n minder bekenden meester uit het midden van de zeventiende eeuw.
De collectie zilver werd op welkome wijze uitgebreid met een plaquette van den vermaarden Utrechtschen drijver Paulus van Vianen (1552—1614), die op de veiling van de collectie Elkan te München werd verworven. In een medaillon zien we Minerva afgebeeld en daarboven is een rand-ornament verwerkt, waarin Juno en Venus zich vermeien. Een knap staal van de prachtige drijfkunst van Paulus van Vianen.
In de barokkamer van de historische afdeeling ontmoeten we een stuk van een onbekenden meester, voorstellende het Huis te Voorne nabij Stadsdam, dicht bij Utrecht aan den Leidschen Rijn. Het eens zoo trotsche huis is geheel vervallen, er staan nog maar een paar stukjes ruine van overeind. Maar dit schilderij, vermoedelijk in de tweede helft van de zeventiende eeuw ontstaan, houdt thans de herinnering levendig.
Een der portefeuilles met teekeningen is aangevuld met twee teekeningen, een van Paulus van Vianen en een van Roelant Severy, die uit de geveilde collectie van dr. Hofstede de Groot zijn aangekocht.
Ook in het Aartsbisschoppelijk Museum, waarin het St. Bernulphusgilde pas weer vergaderde, zijn aanwinsten te zien. In de Agnietenkapel drie gepolychromeerde houten beelden uit Zuid-Duitschland, werk uit de 15e eeuw, dat eigendom is van een Utrechtsch collectioneur, die het in bruikleen afstond. De heer C. J. van Blarcum te Ankeveen schonk, na bemiddeling van eenige vrienden van het museum, een Rijnlandsche madonna met kind. Het beeld is vroeg vijftiendeeuwsch, het was zwaar beschadigd, maar werd op passende wijze gerestaureerd. Eveneens had restauratie noodig een zeer mooi eikenhouten kruisbeeld, dat de parochie te Keyenburg in bruikleen afstond. Vermoedelijk is het werk uit het Nederrijnsche gebied. Men had er de schoonheid tot nu toe niet van gezien. Maar ijverige handen brachten uit dikke lagen verf en goud een prachtig crucifex voor den dag, dat een sieraad voor het museum mag heeten en de piëteitsvolle kunst der middeleeuwen eer aandoet.
Dan vermelden we nog een bijzonder mooi getijdenboekje uit Noord-Frankrijk van het midden der vijftiende eeuw. Er zijn Vlaamsche invloeden in de miniaturen te bespeuren. Op de bladzijde die ligt opengeslagen zien we den abt, die het boekje liet vervaardigen, in gebed neergeknield voor de heilige Barbara. Zijn wapen is er bij afgebeeld, naast dat van den Vlaamschen leeuw, zwart in ’t gouden veld. Er zijn veertien van die verluchte bladzijden in het boek, maar helaas zijn er hier en daar fragmenten uitgesneden. De parochie van St. Michaël te Zwolle stond het in bruikleen af.
Een achttal primitieve schilderijen van het Aartsbisschoppelijk Museum ondergaat op dit oogenblik een restauratie, die zeer noodig bleek.



MORITZ ROSENTHAL.


Het vuur van een bijna zeventig jarig kunstenaar.

ROTTERDAM, 6 December 1931.

Toch gelooven we, dat vele Nut-bezoekers na de pianomatiné van Moritz Rosenthal, die bijna 7 kruisjes telt, een zekere vermoeidheid zullen gevoeld hebben, al hadden ze dan ook veel genoten en bewonderd.
Deze artist toch, in wien ondanks zijn jarental nog een vurige begeestering leefde spoort noch zich zelf, noch zijn hoorders, laat staan ’t instrument, dat hem ter bespeling is voorgezet. Het is geweldig en verbluffend te zien, hoe deze bejaarde man Chopin laat klinken en hoe hij Schubert nog doet romantiseeren. Dat hij er nu en dan wel eens naast sloeg, verwonderde ons niet en vergeven wij trouwens makkelijk, als wij daarbij bedenken, mat wat een virtuositeit hij heel z’n lange programma uit ’t hoofd afwerkte, terwijl dit „werken” zoo werd opgevat dat ’t heusch geen sinecure werd, alleen reeds uit physisch oogpunt bekeken. Opvallend vreemd soms, deed nu en dan het linkerhandspel aan, dat wel eens wat te hoekig kon zijn, maar toch weet Rosenthal — bijv. in Schubert’s Wandererfantasie — een technische bedrevenheid aan den dag te leggen, waarin menigeen hem zou kunnen benijden. Dat Rosenthal zóó durft spelen, als hij de facto deed, laat zich slechts verklaren uit het feit, dat zijn techniek bijna geen moeilijkheden meer kent; maar dat hij zoo heeft kunnen spelen als wij het nu van hem gehoord hebben, daarover zullen velen het ons sterk verbaasd geweest zijn.
Natuurlijk, het verschil met onze allerjongste opvattingen over dynamiek en fraseering is niet gering, maar vele jongeren hebben toch nog een lesje kunnen nemen bij dezen ernstigen vakman, die de hitte van den dag wel gedragen heeft en toch zijn studie-uren zeker nog niet voorbij laat gaan.
Aan het slot van den middag kwamen eenige eigen werkjes, waarin hij het bewijs leverde, met diverse grootmeesters goed bekend te zijn.



MUZIEK IN DEN HAAG.

Het programma van het recital van den violoncellist Emmanuel Feuermann op het 3e abonnementsconcert a.s. Dinsdagavond in „Diligentia” met medewerking van den pianist George van Renesse bevat sonaten voor violoncel e piano van J. B. Breval en F. Mendelssohn—Bartholdy, het D-moll-violoncelconcert van E. Lalo en verder kleinere composities van G. Fauré, G. Frescobaldi en C. Saint-Saëns.



„LA CROIX LATINE”.


De tentoonstelling in Amsterdam.

Zaterdagmiddag is in het Stedelijk Museum te Amsterdam een tentoonstelling geopend van kerkelijke kunst vervaardigd door kunstenaars, die lid zijn van de Fransch—Belgische Vereeniging Ia Croix latine. Hun streven hebben deze kunstenaars als volgt omschreven: Les artistes de La Croix latine veulent donner aux églises du Christ, à leurs murs, à leurs autels, à leurs verrières: beauté, grandeur et magnificence.
Het zijn de kunstnijvere Dom Martin, van de Benedictijnen uit de Abdij Keizersberg te Leuven, de schilder en glazenier Anto Carte te Brussel, de beeldhouwer en lakwerker Marcel Wolfers de borduurster mej. Mortier uit Leuven en de marmerwerker F. Colin uit Brussel, wier werk hier werd vereenigd. Zeer kostbaar materiaal, maar zeer eenvoudig bewerkt, werd gebruikt voor miskelken en crucifixen, reliekschrijnen en kazuifels, kruisafnamen enz.
Bij de opening was er veel belangstelling van verschillende zijden. Wij komen op de tentoonstelling nader terug.