Pagina:De Volks-Missionaris vol 037 no 011 p 328-330 Onze Sint-Gerarduskalender voor het jaar des Heeren 1917.djvu/3

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

330

het verbaasd aan. „Ja,” gaat Gerardus voort, „hier is hij; hier is die schat, dien gij reeds zoovele jaren verloren hebt; de schat, dien gij hebt ingeruild tegen lage en verachtelijke schepselen.” Daarop schildert hij met zijn gewonen ijver in de levendigste kleuren den treurigen toestand af, waartoe de zonde hem heeft doen vervallen, en na hem de gansche reeks zijner misdaden onder de oogen te hebben gebracht, noodigt hij hem uit tot God terug te keeren. Deze roerende toespraak had een half uur geduurd. De ongelukkige werd er zoo diep door getroffen, dat hij weenend en zuchtend luide jammerkreten slaakte, als waren zijn zinnen verbijsterd geworden. Bij het zien van zulk een berouw drukt Gerardus hem aan zijn hart, noemt hem zijn broeder, en smeekt hem dringend naar het klooster te gaan. De jongeling gehoorzaamde. Te huis gekomen deed Gerardus hem een goede biecht spreken, en droeg nog eenige dagen zorg voor hem. Daarna ging de nieuwbekeerde heen; hij had een volmaakten vrede gevonden en zegende het gelukkig oogenblik, waarop hij den dienaar Gods had ontmoet.