zelfde verschijnsel, zoo moesten—dit volgde met noodzakelijkheid uit zijne leer—ook allen warmte voortbrengen. Hij trok deze conclusie, en toetste haar aan de ervaring. Reeds was vroeger bij enkele planten eigenwarmte waargenomen. Saussure had haar in de bloeikolven der Aronskelken en in enkele andere bloemen bestudeerd. In deze gevallen is zij zoo groot, dat zij gemakkelijk met den thermometer kan worden aangetoond. Dutrochet begreep echter, dat men bij planten met langzame ademhaling ook slechts een geringe productie van warmte mocht verwachten. Het kwam er dus op aan, ook de kleinste sporen van eigenwarmte in plantenweefsels te kunnen ontdekken. De physika moest de methode verleenen om dit doel te bereiken. Gelukkig had deze wetenschap, in de thermo-electrische naalden in verbinding met fijngevoelige multiplicatoren, het middel ontdekt om zeer geringe verschillen in temperatuur met nauwkeurigheid te meten. Dutrochet greep deze methode aan en paste haar op de studie der door hem gestelde vraag toe. De uitkomst bekroonde zijn streven; overal in het plantenrijk bleek het, dat de ademhaling werkelijk een bron van warmte is. Deze eigenwarmte was des te aanzienlijker naarmate ook de ademhaling sterker was. Een schoonere bevestiging had zijne theorie wel niet kunnen verwachten.
Dutrochet's leer vond echter niet dien algemeenen bijval, dien zij, èn om de stoutheid van hare gedachte, èn om de belangrijkheid van haren inhoud, verdiende. Deze omstandigheid gaf omstreeks het midden onzer eeuw aan een landgenoot van hem aanleiding, de zaak op nieuw aan te vatten, en te trachten nieuwe proefondervindelijke bewijzen voor de leer van de eenheid van het ademhalingsproces bij alle levende wezens te vinden.