Naar inhoud springen

Pagina:De apocriefe boeken (1906).pdf/136

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

had. 54 En dewijl hij zag, dat zijn zoon Johannes een bekwaam man was, maakte hij hem tot hoofdman over al het krijgsvolk en liet hem te Gazara wonen.


HOOFDSTUK 14
Vrede in lsraël onder de regeering van Simon als hoogepriester.


1 IN het honderdtweeënzeventigste jaar rustte koning Demetrius zich toe en trok naar Medië om hulp tegen Tryfon. 2 Maar, toen Arsaces, de koning van Perzië en Medië, vernam, dat Demetrius in zijn koninkrijk getrokken was, zond hij een hoofdman uit tegen hem en beval, dat hij hem gevangen nemen en levend tot hem brengen zou. 3 Deze hoofdman sloeg het volk van Demetrius en nam hem gevangen en bracht hem tot zijnen koning Arsaces. Toen hield Arsaces hem gevangen en liet hem bewaren.

4 Toen kwam het land Juda tot rust en er bleef goede vrede, zoolang Simon leefde; en Simon regeerde zeer wèl, en deed het land veel goed, zoodat zij hem gaarne tot heer hadden, zijn leven lang. 5 Behalve andere eervolle daden veroverde hij de stad Joppe en de haven daarbij, en maakte een toegang voor de schepen van de eilanden der zee. 6 En hij won voor zijn volk meer land en breidde de grenzen uit en verloste velen, die tevoren verdrukt en gevangen waren. 7 Hij had Gazara in bezit en Beth-Zur en den burg te Jeruzalem [1]en heeft dien weder gereinigd; en niemand durfde zich tegen hem stellen. 8 Iedereen bouwde zijn veld in goede vrede; en het land was vruchtbaar en de boomen droegen wèl. 9 De oudsten zaten in de regeering onverhinderd en hielden goede orde; en de burgers verbeterden zeer in hunne nering en bestelden wapenen en voorraad tot den oorlog. 10 Simon bestelde ook in de steden voorraad van koren, en rustte ze toe met bolwerken; en hij was vermaard in alle landen. 11 Hij hield vrede in het land, zoodat er enkel vreugd in Israël was;12 en [2] een iegelijk bezat zijnen wijnberg en zijnen hof met vrede en behoefde niets te vreezen; want niemand durfde tegen hen optrekken. 13 En de koningen van Syrië konden hun in dien tijd geen schade meer doen. 14 En hij hield de wet in het land en beschermde de armen onder zijn volk voor geweld, en strafte al het onrecht en verdelgde de goddeloozen.15 Het heiligdom richtte hij ook weder luisterrijk in en liet meer heilig gereedschap daarin maken.

16 En toen men te Rome en te Sparta hoorde, [3]hoe Jonathan omgekomen was, was het iedereen leed. 17 Maar toen de Romeinen hoorden, dat Simon zijn broeder, hoogepriester was, en het land in bezit had, en dat hij de vijanden verjaagd had, 18 vernieuwden zij het [4]verbond, hetwelk zij tevoren met Judas en Jonathan, zijne broeders, gemaakt hadden, en schreven het op koperen tafelen en zonden het hem. 19 Dit geschrift las men te Jeruzalem voor het volk.

20 Ook schreven die van Sparta aan Simon aldus: De raad en burgers te [5]Sparta bieden den hoogepriester Simon en den oudsten en den priesters en het Joodsche volk, hunnen broeders, hunne groetenis aan. 21 Uwe gezanten zijn tot ons gekomen en hebben ons aangesproken en verhaald, dat gij uwe vijanden tenondergebracht hebt met groote eer en nu goeden vrede hebt: dat is ons eene groote vreugde. 22 Wij hebben ook in onze openbare volksbesluiten laten schrijven wat zij verzocht hadden, aldus: De gezanten der Joden, [6]Numenius, de zoon van Antiochus, en Antipater, de zoon van Jason, zijn tot ons gekomen om de vriendschap tusschen de Joden en ons te vernieuwen. 23 En wij hebben besloten, dat men deze gezanten met eer ontvangen zou en hunne redenen in onze volksbesluiten laten inschrijven tot eene eeuwige gedachtenis. Dit antwoord schreven zij aan den hoogepriester Simon.

  1. 1 Makk. 13: 50.
  2. Micha 4: 4.
  3. 1 Makk. 13: 23.
  4. 1 Makk. 8: 22, 12: 1.
  5. 1 Makk. 12:2.
  6. 1 Makk. 12:16.