Naar inhoud springen

Pagina:De apocriefe boeken (1906).pdf/59

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

blijft niet bij haar; 22 want zij is hem een harde toetssteen en hij werpt ze schielijk van zich weg. 23 Zij roemen wel veel van de wijsheid, maar weten er weinig van.

24 Mijn kind, hoor naar mijne leer, en veracht mijnen raad niet. 25 Geef uwe voeten in hare boeien en uwen hals in hare halsijzers. 26 Buig uwe schouders en draag ze en stel u niet tegen hare banden. 27 Voeg u bij haar van ganscher harte en blijf met alle krachten op haren weg. 28 Spoor haar op en zoek haar, zoo zult gij ze vinden; en als gij ze verkrijgt, laat haar niet vàn u; 29 want eindelijk zult gij troost aan haar hebben en uw verdriet zal in vreugde veranderd worden, 30en hare boeien zullen u een sterke bescherming en hare halsijzers een heerlijk kleed worden. 31 Zij heeft eene gouden kroon met een purper hoofdsieraad. 32 [1]Dat kleed zult gij aantrekken en die schoone kroon zult gij opzetten. 33 Mijn kind, wilt gij volgen, zoo wordt gij wijs; en neemt gij het ter harte, zoo wordt gij verstandig. 34 Als gij gaarne gehoor zult geven, zult gij ze verkrijgen; en indien gij uwe ooren zult neigen, zult gij wijs worden. 35 Wees gaarne bij de ouden; en waar een wijs man is, voeg u bij hem. Hoor gaarne Gods woord en let op de goede spreuken der wijsheid. 36 Waar gij een bedachtzamen man ziet, kom tot hem met vlijt, en ga bij hem gestadig uit en in. 37 [2]Betracht altoos Gods geboden, en denk gestadig aan zijne woorden; hij zal uw hart volkomen maken en u wijsheid geven, gelijk gij begeert.


HOOFDSTUK 7.
Waarschuwing voor ongerechtigheid en voor het jagen naar macht en aanzien. Allerlei nuttige levensregelen.


1 DOE geen kwaad, zoo wedervaart u geen kwaad. 2 Onthoud u van het onrecht, zoo treft u geen ongeluk. 3 [3]Zaai niet op den akker der ongerechtigheid, zoo zult gij haar niet zevenvoudig inoogsten.

4 Dring u in geen ambten bij uwen heer en streef niet naar gezag bij den koning. 5 Laat u niet voorstaan voor uwen heer, dat gij geschikt genoeg zijt; en laat u niet voorstaan bij den koning, dat gij wijs genoeg daartoe zijt. 6 Heb geen verlangen om rechter te zijn; want door uw vermogen zult gij niet al het onrecht tegenbrengen: gij mocht u ontzetten voor een machtige en het recht met schande laten vallen.

7 Richt geen oproer aan in de stad en hang den gemeenen man niet aan; 8 opdat gij niet dubbel schuld moet dragen; want er zal niemand ongestraft blijven.

9 [4]Denk ook niet: God zal daarvoor mijn groot offer aanzien; en als ik den allerhoogsten God daarvoor offer, zal hij het aannemen.

10 [5]Als gij bidt, twijfel niet.

11 En wees niet traag om aalmoezen te geven.

12 Bespot den behoeftige niet; want er is één, die kan vernederen en verhoogen.

13 Verzin geen logen tegen uwen broeder noch tegen uwen vriend.

14 Gewen u niet aan de logen; want dat is een schadelijke gewoonte.

15 Wees niet snapachtig bij de ouden; en als gij bidt, [6]maak niet vele woorden.

16 Al valt het u zuur met uwe nering en met uw akkerwerk, laat u dat niet verdrieten; [7]want God heeft het zoo geschikt.

17 Verlaat u daar niet op, dat de hoop groot is, met welken gij kwaad doet; 18 maar gedenk, dat de straf niet ver van u is. 19 Daarom verootmoedig u van harte; [8]want vuur en wormen zijn de wraak over de goddeloozen.

20 Geef uwen vriend niet over voor eenig goed, noch uwen getrouwen broeder voor het beste goud.

  1. Spr. 1:9.
  2. Ps. 1:2.
  3. Spr. 22:8.
  4. Hos. 8:13.
  5. Jak. 1:6.
  6. Matth. 6:7.
  7. Gen. 3:17-19.
  8. Jes. 66:24.